Tekstweergave van GA-1916_MB003_00025
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
schikken.
Ik
acht
het
van
belang
dit
mee
te
deelen
omdat
uit
het
antwoord
van
prof.
Six
valt
af
te
leiden,
dat
de
weigering
haar
oorzaak
vindt
ineen
gevoel
van
verstoord
-
heid
;
van
verstoordheid
over
de
z.i.
onnoodige
afbraak
van
het
oude
familiehuis.
En
nu
rijst
de
vraag
:
geldt
de
afwijzing
alleen
den
jour
-
nalist.
..
.
den
reporter,
of
zijnde
voor
-
waarden
van
toelating
in
het
algemeen,
voor
alle
kunstliefhebbers
dus,
verscherpt?
M.a.w.
:
Is
het
Museum-Six
voortaan
slechts
toegankelijk
voor
een
enkelen
bevoorrechte?
Dan
zou
de
verbreeding
van
de
Vijzelstraat
zeker
heel
wat
duurder
betaald
zijn,
dan
de
ofhcieele
kostenberekening
aangeeft”.
J.
W.
E.
Watersnood.
Het
Nieuws
van
den
Dag
geeft
in
zijn
nummer
van
20
Januari
j.l.
een
artikel
over
Watervloeden
in
Amsterdam
en
over
't
IJ
in
vroeger
jaren.
Daarin
wordt
ver
-
haald
van
de
overstroomingen
welke
de
stad
teisterden
inde
jaren
1637,
1651,
1717,
1816
en
vooral
die
van
1825,
toen
de
nood
in
Amsterdam
zoo
hoog
was
gestegen
dat
zelfs
Burgemeester
en
Wethouders
wanhoopten
het
gevaar
te
kunnen
bedwingen,
totdat
eensklaps
het
water
wegtrok
omdat
de
Stee
-
nen
Beer
bij
Durgerdam
bezweken
en
Wa
-
terland
overstroomd
was.
In
zijn
nummer
van
22
Januari
geeft
het
Nieuws
antwoord
op
de
vraag,
hoe
’t
toch
komt,
dat
terwijl
door
den
vloed
van
13/14
Januari
half
Noordholland
boven
het
IJ
is
onder
-
geloopen
en
het
water
tot
aan
den
rand
onzer
gemeente
staat,
Amsterdam
zoo
volkomen
vrij
is
gebleven
en
er
ook
zelfs
geen
gevaar
voor
de
stad
bestaat.
Het
gevaar
kun
voor
Amsterdam
van
drie
kanten
komen:
van
over
het
IJ,
van
den
kant
van
de
Noordzee
en
van
dien
van
de
Zuiderzee.
De
Noordzee
wordt
door
de
hooge
duingronden
en
de
sluizen
te
IJmuiden
vol
-
doende
in
bedwang
gehouden
en
de
Zuiderzee
door
den
niet
minder
sterken
afsluitdijk
met
sluizen
bij
Schellingwoude.
Toen
het
Noordzeekanaal
er
nog
niet
was
en
de
waterstand
op
het
IJ
niet
door
sluizen
geregeld
kon
worden,
was
de
toestand
gansch
anders.
Het
open
IJ
was
toen
als
een
inham
van
de
Zuiderzee
tusschen
dijken
besloten.
Het
waren
echter
zeedijken,
die
tot
taak
hadden
de
polders
ten
noorden
en
ten
zuiden
van
het
IJ
te
beschermen.
Zij
liggen
over
het
algemeen
op
3
M.
tct
3.20
M.
boven
A.P.
He
noordelijke
dijk
is
in
hoofdzaak
de
water
-
andsche
zeedijk.
Hij
loopt
van
de
Zuiderzee,
onder
verschillende
benamingen
door
tot
en
®hüt
zich
aan
bij
de
hooge
duingronden
inde
buurt
van
Beverwijk.
Vooral
tegenover
Am
-
sterdam
is
’t
een
soliede
dijk,
van
bijzonder
'Waren
bouw.
De
zuidelijke
dijk
heeft,
voor
zoover
hij
direct
aan
de
stad
grenst,
een
ge
-
middelde
hoogte
van
2
J
M.
boven
A.P.
Ook
']
reikt
van
den
schelfingwoudschen
afsluit-
dijk
tot
aan
de
hooge
gronden,
alwaar
hij
zich
bij
Santpoort
bij
deze
aansluit.
Aldaar
beginnende,
heeft
deze
dijk
in
hoofdzaak
de
volgende
benamingen:
Spaarndammer
-
dijk,
Westerdoksdijk,
Westelijk
Stationseiland
(aansluitende
bij
de
Haarlemmersluis
in
het
Singel),
de
Prins
Hendrikkade,
Hoogte
Ka
-
dijk
en
Zeeburgerdijk.
Men
heeft
al
deze
dijken
na
den
aanleg
van
het
Noordzeekanaal
en
de
inpoldering
van
het
IJ
laten
bestaan.
De
oude
sluizen
en
waterkeeringen
zijn
er
nog
in
aanwezig,
maar
zijn
nu
natuurlijk
van
bestemming
veranderd.
Was
hun
taak
vroeger
om
de
omringende
landen
tegen
het
IJwater
te
be
-
schermen,
thans
zijn
het
loozingssluizen
ge
-
worden,
dienende
om
den
achterliggenden
polders
gelegenheid
te
geven
het
overtollige
water
te
loozen
op
het
Noordzeekanaal.
In
den
noordelijken
(waterlandschen)
dijk
kun
-
nen
zij
thans
geen
nut
doen,
daar
het
water
door
de
dne
gaten,
welke
de
Zuiderzee
in
de
oostkust
van
Waterland
heeft
geslagen,
even
hard
binnenloopt
als
’t
er
door
spuiing
te
dezer
plaatse
zou
uitgaan.
Daarom
zijn
deze
sluizen
thans
dichtgemaakt.
Alleen
de
Willemsluizen
zijn
in
het
scheepvaartbelang
in
exploitatie
gebleven.
Zij
werken
met
de
deuren
naar
het
noorden
gekeerd
(ebdeuren),
zoodat
ook
door
de
Willemr
luizen
geen
we
ter
uit
het
overstroomde
gebied
op
het
IJ
kan
komen.
Het
Noordzeekanaal
is
dus
gescheiden
van
het
overstroomde
gebied
door
den
ouden
IJ-dijk
tusschen
Schellingwoude
en
Zaandam.
De
stad
Amsterdam
ligt
bovendien
nog
achter
haar
eigen
waterkeering
tusschen
het
Noord
-
zeekanaal
en
de
stad.
Dat
die
eigen
water
-
keering,
waarvan
o.a.
de
Prins
Hendrik
-
kade
een
deel
uitmaakt,
hoog
genoeg
is,
daarvan
kan
men
zich
overtuigen,
als
men
van
die
kade
af
een
blik
op
het
heel
inde
diepte
gelegen
water
werpt.
Amsterdam
loopt
dus
geen
gevaar
van
de
zijde
van
den
waterlandschen
dijk
en
zelfs
al
zou
dooreen
of
andere
oorzaak
de
water
-
stand
in
het
Noordzeekanaal
en
afgesloten
IJ
aanmerkelijk
boven
het
normale
peil
stijgen,
dan
nog
ligt
het
veilig
achter
zijn
eigen
waterkeering
inden
zuidelijken
dijk.
Wat
echter
gebeuren
zal,
als
de
hooge
stormvloeden
het
water
der
Zuiderzee
op
-
jagen,
niet
zooals
meestal
het
geval
is,
naar
de
oostkust
van
Noordholland,
maar
meer
zuidelijker
naar
den
kant
van
Diemen
dat
is
een
vraag,
die
zekerlijk
wel
door
de
auto
-
riteiten
onder
de
oogen
gezien
mag
worden.
Als
b.v.
de
Diemerdijk
’t
niet
zou
houden
en
Watergraafsmeer
eens
volliep,
dan
zijn
wij
er
niet
zoo
zeker
van
dat
oostelijk
Amster
-
dam,
Javabuurt
en
zelfs
het
hart
van
de
stad,
vrij
zouden
loopen.
De
poldertoestanden
zijn
hier
zeer
ingewik
-
keld
en
over
het
onvoldoende
van
de
bestaande
Amstelschutsluis
is
men
’t
vrijwel
eens.
17