Tekstweergave van GA-1916_MB003_00013

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM schen, rijtuigen, en trams.... Het blijkt evenwel, dat het vraagstuk van de over - brugging van het IJ zijn grootste scherpte heeft verloren door aanleg en exploitatie der Westhavens. In dat geval toch is het mogelijk de verbinding tusschen de beide IJ-oevers op nog andere wijze te bewerkstelligen dan hierboven werd omschreven.... Wij be - doelen, dat dan ook in aanmerking komt het slaan vaneen brug met een beweegbare overspanning. Deze oplossing zal zeker onder de verschillende plannen in aanmerking ko - men, want men bereikt er mede, dat het landverkeer op een niveau kan plaats hebben, dichter bij dat van het gewone amsterdamsche verkeer, dan wanneer een hooge brug of diepe tunnel zou worden aangelegd. Hieruit volgen gemakkelijker en minder kostbare opritten. Men moet echter bedenken, dat een beweegbare overspanning veel hinder veroorzaakt: in gesloten stand voor de scheepvaart, in ge - openden stand voor het landverkeer. Dezen hinder te beperken is daarom een eerste ver - eischte en is bij een brug over het IJ ook zeer wel mogelijk, wanneer de eischen van het verkeer te water zoowel als te land scherp in het oog worden gehouden Maar aan de beweegbare brug mogen dan ook eischen worden gesteld, waaraan enkele jaren ge - leden niet kon worden gedacht. De voor dergelijke verkeersvraagstukken vroeger uni - verseel geachte draaibrug wordt door meer moderne brugtypen verre overtroffen.... De moderne hef-bruggen en bascule-bruggen staan in technisch opzicht op een veel hooger trap, terwijl het eerste type voor Amsterdam als aangewezen is. Inde eerste plaats is de beweging veel sneller dan bij een draaibrug.. . . De beweegbare overspanning vaneen hef - brug is daarenboven statisch bepaald, het kan een zeer eenvoudige brug zijn, wat de zaak goedkoop maakt. De onderbouw daar - enboven kan bij een hefbrug veel eenvoudiger en goedkooper zijn dan bij een draaibrug, terwijl men zettingen lang niet zoo te vreezen heeft. Bij het artikel zijn eenige afbeeldingen van typische hefbruggen gevoegd. H. B. Damsluis. Over de Damsluis schrijft het Handelsblad van 16 November o.a. : „Wat zijn het voor fundamenten, welke we daar aanschouwen? Zijn het de resten van de groote door-watering welke het laatst omstreeks 1852 werd bij-gemetseld, het groote amsterdamsche riool, dat beginnende bij het Rokin, zich hier ter plaatse vertakte, en zijn eene ondergrondsche kanaal langs het Damrak leidde? Ouder metselwerk zouden ook de stads-architecten van 1841 inde vuile puinhoopen van nu herkennen; zij maakten toen ter plaatse hun kolkmuur eveneens met de bedoeling te zorgen voor den onder-dam - schen water-afvoer en water-loozing tusschen Rokin en Damrak. „Van veel ouder datum komt er nu met - selwerk bloot; sluizen van verschillende tijden hebben elkaar hier opgevolgd. Wa - genaar vertelt, dat zoodra inde 13de eeuw de dam inden Amstel gelegd was, waarnaar Amsterdam heet, een sluis noodig was „tot behoudenis van doorvaart en schuuring”. Wagenaar spreekt zelfs inde 14de eeuw al van twee sluizen, die er „naar ’t schijnt” als hij zoo spreekt is de man allerminst zeker van zijn zaak reeds in 1306 lagen. Van verschillende overeenkomsten om deze en andere sluizen te onderhouden, die Am - sterdam sloot met omliggende landen, weet Wagenaar te vertellen, van herstellingen o.a. in 1546 en 1594 ook. Toen is er dus inde aarde gewroet op dezelfde plaats, waar nu weldra ook weer geheid zal worden. Later bij de beschrijving van het heele systeem van water - keeringen, dat Amsterdam tegen vloeden moest beveiligen, en waarin de Damsluizen natuurlijk ook een belangrijke rol speelden, spreekt Wagenaar van vloeddeuren, die in deze sluizen werden gelegd in 1682. „Men weet, dat de Damsluizen reeds vroeg overwelfd waren: ieder oud-Amsterdammer kan u zeggen dat achter het Kommandants - huis eens de Vischmarkt lag en wel boven de sluis. „Inde zestiende eeuw, zegt Wagenaar, was de Vischmarkt een vierkant houten gebouw met overdekte vischbanken, staande op ’t gewelft van de groote Damsluis” ; op vele oude prentjes ziet men de lage op palen staande daken, waaronder de banken voor de visch hebben gestaan; twee poorten onder de huizen van den Vijgendam of Middeldam door vormden aan de zuidzijde den toegang. Het is dus heel wat jaren sedert de sluis aan de oogen der Amsterdammers onttrokken was. „En nu komt daar blijkbaar de sluiskolk te voorschijn het duidelijkst een soort van diep kanaal met rechte steenen schoeiing, zelfs duidelijk te herkennen, een paar sluis - deuren daar in, de houten deuren blijkbaar bij een vroeger grondwerk afgezaagd: zijn het de vloeddeuren van de waterkeering van 1682?” H. B. J. S. Speyer. Inde Levensberichten der afgestorven medeleden van de Maatschappij der nederlandsche Letterkunde, 1914/15 geeft dr. B. Faddegon de levensschets van den hoogleeraar Speyer. Hij werd 20 December 1849 te Amsterdam geboren, waar hij ook studeerde aan het Gymnasium en aan het Athenaeum. Hij promoveerde 21 December 1872 te Leiden op een dissertatie over het hindoesche geboorte-ritueel tot doctor in de letteren. Hij was toen reeds sedert Januari 1872 werkzaam als leeraar inde oude talen te Hoorn. 1 November 1873 werd hij be - noemd tot praeceptor aan het amsterdamsche Gymnasium. 15 October 1877 werd hij aan 5