Tekstweergave van GA-1916_JB014_00139
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
hun
leider,
bijna
als
een
profeet.
De
bovengenoemde
Ludwig
von
Hitzfeld
is
kinderlijk
blij,
als
hem
vergund
wordt,
voor
Zesen
secretarisdiensten
te
verrichten
(Bellin
Nr.
19).
Geen
wonder,
dat
hij
het
gevoel
krijgt,
tot
groote
dingen
in
het
rijk
der
poëzie
voorbeschikt
te
zijn,
ten
voordeele
niet
slechts
van
Duitschland,
maar
ook
van
zijn
nieuwe
vaderland.
Aan
een
Nederlander,
baron
Steven
van
Lamsweerde
uit
Utrecht,
reeds
vroegtijdig
opgenomen
inde
Deutschgesinnte
Genossenschaft
onder
den
naam
Der
Bekr'antzte
en
met
de
toe*
voeging
der
Genossenschaft
Heerold,
schrijft
hij,
dat
hij
ten
dienste
der
Neder*
landers,
omdat
ze
geen
echte
poëzie
hadden
het
is
inde
dagen,
dat
Vondel
zich
in
volle
kracht
ontwikkelt!
zoodra
hij
hun
taal
meester
was,
zelf
de
pen
ter
hand
genomen
had,
om
voor
hun
poëzie
de
juiste
regels
op
te
stellen,
en
ook
reeds
begonnen
was
een
rijm*woordenboek
te
schrijven,
zooals
hij
dat
in
zijn
Hochdeutschen
Helicon
voor
het
Duitsch
had
gedaan.
De
passage,
die
ons
door
Habichthorst
1
overgeleverd
is,
vormt
een
sprekend
bewijs
voor
de
positie
van
Zesen
als
dictator
in
het
rijk
der
letteren.
Maar
ook
geeft
zij
een
bevestiging
van
de
pogingen,
die
inden
tijd
tusschen
Es
geht
rundüm
en
Aen
een
Amstelinneken
door
Zesen
in
het
werk
werden
gesteld,
om
de
resultaten
te
bereiken,
waarvan
het
laatste
gedicht
in
deugden
en
gebreken
een
zoo
leerrijk
getuigenis
geeft.
Voor
zijn
letterkundig
werk
schijnt
Zesen
in
die
jaren
heel
wat
tijd
beschikbaar
te
hebben
gehad.
Nog
in
hetzelfde
jaar,
dat
zijn
Rosemund
het
licht
zag,
verscheen,
eveneens
bij
Elzevier,
een
vertaling
van
M
lle
de
Scudéry’s
Ibrahim
ou
Villustre
Bassa,
een
van
de
beste
romans
van
deze
begaafde
schrijf*
ster
Zesen
spreekt,
misleid
dooreen
opdracht,
steeds
van
Herin
von
Scudery
in
het
historisch*galante
genre.
In
Zesen’s
ontwikkeling
houdt
de
Ibrahim
het
midden
tusschen
de
meer
nauwkeurige
vertaling
van
d’Audiguier’s
Ly=
sandre
et
Caliste
en
de
geheel
vrije
bewerking
van
de
Gerzan’s
Sophonisbe.
Het
laatste
boek
is
op
het
gebied
van
bewerking
Zesen’s
meesterstuk;
met
goed
begrip
van
het
geheel
tracht
de
vertaler
zooveel
mogelijk
de
breed*
sprakigheid
van
het
origineel
te
vermijden,
gesprekken
worden
doelmatig
ge*
wijzigd,
de
woordenkeus
wordt
meer
door
het
nieuwe
zinsverband
dan
door
I
Wohlgegründete
Bedenkschrift
übe
r
die
Zesische
Sonderbahre
Ahrt
Hochdeutsch
zu
Schreiben
und
zu
Reden,
Hamburg,
1678,
p.
14
vlgg.
Het
is
inderdaad
jammer,
dat
deze
„niederdeutsche
Helicon’’
niet
tot
ons
gekomen
is.
De
Nederlandsche
poëzie
heeft
het
er
buiten
moeten
stellen!
105