Tekstweergave van GA-1916_JB014_00121
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
indruk,
dat
het
uitsluitend
eigen
verkiezing
is.
Zijn
terugreis
schijnt
eveneens
van
bepaalde
omstandigheden
afhankelijk
te
zijn.
Voor
deze
terugreis
vers
schaft
Hugo
de
Groot
hem
een
pas.
Hoe
kwam
de
domineeszoon
uit
Prirau
bij
onzen
beroemden
landsman
De
Groot,
die
toenmaals
gezant
voor
Zweden
in
I
arijs
was
?
Zijn
autobiographischen
roman
droeg
hij
op
aan
Dionis
en
Matthias
Palbizki,
heeren
van
Netniz
en
VZarbelow
etc.
Dionysius
Palbitzky
was
kamerheer
van
koningin
Christina
van
Zweden,
Matthias
Palbitzky
ge*
zant
in
Zweedschen
dienst.
Koningin
Christina
zelf
werd
door
hem
ineen
gedicht
bezongen
:
zin
der
Schweden
und
Gotten
göttliche
Christine.
Aan
een
vroeger
Zweedsch
legercommandant,
Heinrich
von
Delwich,
droeg
hij
in
latere
jaren
zijn
Simson
op.
Graaf
Hendrik
von
Thurn,
die
als
„der
Siegende”
lid
van
Zesen’s
Deutschgesinnte
Genossenschaft
was
en
den
stichter
eerde
door
een
gedicht
(vgl.
p.
89),
had
belangrijke
relatie’s
met
Zweden,
blijkende
bijv.
uit
zijn
huwelijk
met
de
weduwe
van
den
bekenden
Zweedschen
generaal
Bannér.
Harsdörffer
zegt
ineen
brief
aan
Neumark
dd.
2
April
1653
1
met
betrekking
tot
Zesen
van
hem,
dat
hij
indertijd
in
Utrecht
iets
„mit
ihm
vors
gehabt”
zou
hebben.
De
talrijke
Zweedsche
relatie
s
van
Philipp
von
Zesen
zijn
inderdaad
op*
vallend.
Zesen
bewoog
zich
gaarne
in
voorname
kringen;
hij
zocht
den
om*
gang
met
hooggeplaatsten.
Het
is
hem
dikwijls
kwalijk
genomen,
vooral
door
andere
dichters.
Maar
hij
had
succes
inde
voorname
wereld.
Een
autoriteit
op
het
gebied
van
de
etiquette.
Freiherr
Hans
Adolf
von
Alewein,
lid
van
Zesen
s
Rosenzunft
onder
den
genootschapsnaam
der
Schmeckende,
geeft
hem
voor
zijn
savoir*vivre
het
meest
gunstige
getuigschrift,
als
iemand
„der
durch
Gewohnheit
und
Erfahrung
so
weit
gekommen
ist,
dasz
er
an
zierlichen
Reden,
höflichen
Sitten
und
anmutigen
Geberden
keinem'Höflinge
weichet”.
2
Krijgt
men
bij
deze
woorden
niet
den
indruk,
dat
wij
door
de
figuur
van
Markhold,
den
onberispelijken,
heen
Philipp
Zesen,
den
„Karrière*macher”,
1
Hoffmann
von
Fallersleben
:
Findlinge
I,
p.
17;
vgl.
Gebhardt,
t.a.p.
p.
65,
69,
73,
78.
Den
inhoud
van
dit
schrijven
vindt
men
ook
bij
Goedeke,
111,
2e
dr.
p.
97.
2
Der
Schmeckende
(Freiherr
Hans
Adolf
von
Alewein):
Anleitung
zur
Höflichkeit,
darinncn
gewiesen
wird,
wie
man
sowohl
mit
Fürsten
und
Henen
als
auch
gemeinen
Feuten
umgehen
und
sich
im
Frauenzimmer
und
andern
Gesellschaften
im
Reden
und
Geberden,
die
einem
Höfling
geziemen,
verhalten
soll.
Het
werk
is
meer
dan
eens
verkeerdelijk
aan
Von
Zesen
toegeschreven,
aan
wien
het
opgedragen
is.
87