Tekstweergave van GA-1916_JB014_00115

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
„welches si beide zum zeuchen ihrer ewigen traue zu führen pflagten”, bes staat uit Zesen’s eigen symbolen : „das sigel, in welchem zwei harzen mit güldnen Ketten zu gefasselt stunden, und aus dam einen ein rosens stok harführsspros, nabenst einer hahflammenden gluht, di auf der einen seite nahch dam andern zu, aus welchem ein palmbaum mit der frucht in di höhe wuchsz, harführ schluhg, und di zweige zwahr entstahk, doch nicht vers sehrete; mit diser losung: Keine Last sonder Lust." Dit zegel vormt het benedengedeelte van de op p. 38 gereproduceerde titel* gravure van de Adriatische Rosemund; de zinspreuk Keine Last sonder Lust heeft hier den vorm, waarin Zesen het voor zichzelf gebruikt: Lasthaget Lust. Men vindt het o. a. op de titelgravure van zijn Gekreutzigter Liebsflammen Vorschmack (vgl. de reproductie op p. 60). De rozestruik is het symbool, dat Zesen aan de Deutschgesinnte Genossenschaft had geschonken (vgl. de reproductie op p. 82), de palmboom is in dit genootschap zijn eigen sym* bool. Op de bladzijden 88 en 89 vindt men de reproductie van dit symbool met de daarop betrekking hebbende gedichten, benevens de personalia van den stichter van het genootschap. Ook de voorliefde van Zesen voor de blauwe kleur wordt op Markhold overgedragen. Ter eere van hem staat de „Bisemrose”, het symbool van zijn dichtgenootschap „in einem sterbeblaüen felde.’’ Die voorliefde voor de blauwe kleur wijst ook weer op een neiging voor het uiterlijk*pralende. Het moet juist blauw zijn, omdat hij Zesen (caesius = blauwgrauw) heet. Zoo noemt hij zich onder de opdracht van zijn „Lysander und Kaliste” Blaeu Ritter. Uit kracht van zijn naam wordt hij, Philipp Zesen, de blauwe paardenliefhebber, de Blauwe Ridder. In latere jaren heeft dat spelen met de blauwe kleur aanleiding gegeven tot heel wat spot. Nadat hij namelijk in 1649 met de Fruchtbringende Gesellschaft en vooral ook met zijn vroegeren vriend Johannes Rist ineen gespannen verhouding was komen te staan, verscheen in 1653 Rist’s aan de Fruchtbringende Gesellschaft opgedragen satirische komedie Das Friedejauchzende Teutschland. Een van de figuren van dit stuk is Junker Sausewind, die verliefd is op een ~s chone Schaferin Rosemund.” Hij wordt, overeenkomstig zijn naam, voorgesteld als een windbuil, die zich over zijn eenvoudige afkomst schaamt, zijn naam wille* keurig verfraait, zonder recht zich met een adellijk wapen tooit en „sogar durch 81