Tekstweergave van GA-1916_JB014_00114
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
onderzoekers
moeilijkheden
1
hebben,
is
Utrecht;
uitgaande
van
den
oor#
spronkelijken,
Latijnschen
vorm,
Ultrajectum
resp.
Trajectum
ad
Rhenum,
con#
strueerde
Zesen
als
vertaling
van
Trajectum
ad
Rhenum,
waarbij
hij
traicio
in
transitieve
beteekenis
opvatte,
Rhein=wurf
Markhold
wordt
in
Utrecht
vast#
gehouden
door
welke
oorzaak,
vernemen
wij
niet
zeer
duidelijk
—,
terwijl
in
het
landhuis
aan
den
Amstel
Rosemund
wegkwijnt
en
sterft.
Vergelijken
wij
deze
constructie
van
Markhold’s
lotgevallen
met
hetgeen
wij
voor
de
correspondeerende
periode
in
Philipp
von
Zesen’s
leven
hebben
kunnen
vinden,
dan
is
de
overeenstemming
frappant.
Ook
Zesen
komt
in
het
jaar
1642
vanuit
Duitschland
naar
Holland,
onderteekent
in
het
volgend
jaar
in
Parijs
één
van
zijn
gedichten,
is
een
maand
of
negen
later
weer
in
Am<
sterdam
te
vinden
(1
Mei
1644)
en
moet
zich
inden
loop
van
hetzelfde
en
van
het
volgende
jaar
op
verschillende
tijdstippen
te
Utrecht
hebben
opge*
houden,
zonder
den
band
met
Amsterdam
te
verbreken
(vgl.
den
brief
van
Harsdörffer
dd.
23
December
1644
en
dateeringen
van
1
Dec.
1644,
20
Dec.
1644,
3
April
1645,
6
Juli
1645).
In
Utrecht
voltooide
Zesen
den
30
s,en
Juli
1645
zijn
roman:
de
opdracht
aan
Dionis
en
Matthias
von
Palbizki
is
gedas
teerd:
~Rein*wurf,
den
30.
tahg
des
hau=mahndes
das
1645.
Jahres”.
De
Adriatische
Rosemund
is
wij
kunnen
het
thans
zonder
voorbehoud
zeggen
niet
slechts
een
roman
met
autobiographische
elementen;
het
is
een
stuk
biographie
in
romanvorm.
Markhold
is
Zesen.
Hij
draagt
zelfs
den
naam
van
zijn
auteur:
(f'd—7intog,
Philipp,
de
paarden
beminnende.
Het
eerste
deel
van
zijn
naam
is
het
middelhoogduitsche
marh
=
paard,
dat
bij
ons
nog
bewaard
is
in
maarschalk
en
inden
vrouwelijken
vorm
merrie,
etymologisch
overeenstemmend
met
het
Duitsche
Mahre;
het
tweede
deel
is
een
gewoon
bestanddeel
van
eigennamen,
die
de
neiging
om
lief
te
hebben
moeten
aan*
duiden
:
Leuthold,
Gotthold,
Weinhold.
Zoo
identificeert
de
dichter
zich
ook
uiterlijk
met
zijn
hoofdpersoon
Zelfs
het
zegel
van
Markhold
en
Rosemund,
1
Gebhardt,
p.
42:
„
Gewöbnlich
scheint
er
sich
in
Amsterdam
aufgehalten
zu
haben,
aber
mit
haufigen
Unterbrechungen,
denn
wir
linden
ihn
in
Utrecht,
Reinwurf
(?),
Leiden,
Rotterdam
und
in
Brabant.”
2
Deze
overeenstemming
in
naam,
waarop
Dissel
het
eerst
de
aandacht
vestigde,
is
apert;
de
verdere
uitwerking
evenwel,
die
Jellinek
daarmede
verbindt,
als
hij
„ein
überaus*schönes
anspihl
auf
des
Markholds
namen”,
dat
Rosemund
aan
een
boom
bevestigd
had,
wil
ver;
klaren,
door
hier
voor
Markhold
inde
plaats
te
stellen
Philipp
en
dit
op
de
bekende
wijze
te
lezen
als
Viehlieh,
komt
mij
gezocht
voor.
80