Tekstweergave van GA-1916_JB014_00016

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Bestuurderen van ïeyler’s Stichting op ons verzoek bereidwillig besloten deze kostbare uitgave te steunen, en een bedrag van f 150 daarvoor beschikbaar hebben gesteld. Van den heer J. N. Jacobsen Jensen ontvingen wij inden loop van dit ge* nootschapsjaar de bewerking der beide in 1910 ingekomen antwoorden op de prijsvraag betreffende reisbeschrijvingen, waarin Amsterdam wordt behandeld. Wij zouden reeds tot den druk zijn overgegaan, indien wij het niet wenschelijk hadden geacht te wachten totdat gunstiger tijdsomstandigheden zullen zijn ingetreden. Inde hoop daarop besloten wij ook ten behoeve van het Leuvensch Boekenfonds onze uitgaven beschikbaar te stellen. In het Bestuur van ons Genootschap kwam geene verandering: de heeren Van Arkel, Breen en Brugmans werden op de vorige jaarvergadering herkozen en namen de herbenoeming aan; prof. dr. Brugmans en dr. Breen bleven respec* tievelijk als voorzitter en secretaris werkzaam. Daarentegen verloren wij, door de aftreding van jhr. mr. dr. A. Röell als Burgemeester, onzen Beschermheer. Wij mogen ook hier nog met dankbaarheid herdenken hoe de afgetreden Burgemeester door zijne medewerking bij de Jan van der Heyden*herdenking, door het bevorderen van den aankoop der verzameling*Hartkamp door de Ge* meente, en door de voorbereidende maatregelen in zake de commissie voor het stadsschoon, voortdurend heeft getoond het streven van Amstelodamum te waardeeren. Tot onze groote voldoening vonden wijden nieuwen Burgemeester, den heer J. W. C. Tellegen, volgaarne bereid om de traditie te handhaven en, op het voetspoor zijner drie ambtsvoorgangers, het beschermheerschap van ons Genoot* schap te aanvaarden. Reeds vroeger trouwens had de heer Tellegen van zijne belangstelling in onzen arbeid doen blijken, door ons inde gelegenheid te stellen kennis te nemen van de vergunningen tot verbouwing en slooping, die door den dienst van het Bouw* en Woningtoezicht werden behandeld, ten einde te kunnen nagaan of de aangegeven perceelen uit historisch of architectonisch oog* punt eenig belang hadden; een arbeid, die later overging aan de zooeven genoemde commissie voor het stadsschoon. Wij verheugen ons dan ook inde wetenschap dat onze nieuwe Beschermheer oog en hart heeft voor het eigenaardig karakter onzer stad, en wij sprekenden hartelijken wensch uit dat Amstelodamum onder zijn beschermheerschap moge groeien en bloeien. X