Tekstweergave van GA-1915_MB002_00089

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM naar men weet, was bijzonder verrukt over de drie vrouwenfiguren rechts van de Stede - maagd ; deze worden op het oogenblik voor de verzameling in het Rijksmuseum afgegoten. Opmerkelijk is de steensnedj van den tympan ; deze is niet bouwkunstig, d.w.z. de tympan is niet opgebouwd uit eenigszins regelmatige blokken, waarvan de voegen loodrecht op elkaar staan. De blokken worden dan gesteld, terwijl de voorkant bruut is. De beeldhouwer hakt het werk daarna ter plaatse. Quellinus heeft ’t anders gedaan. Duidelijk is dit na te gaan bij den groep (paarden en vrouwenfiguur ter linkerzijde). Hij is begonnen in zijn werk - plaats eender paarden te hakken; daarna het tweede paard, zóó, dat de beide stukken volgens het beloop der lijven tegen elkaar sloten. Heel duidelijk is dit te zien bij het paard en de daarnaast aansluitende vrouwen - figuur. Sommige voegen loopen met de plooien der kleederen mee. Zoo bouwde hij langzamer - hand den geheelen tympan op. Inde over - blijvende openingen kwamen vulstukken. Niet steeds zijnde aansluitingen mooi (b.v. tusschen de beide leeuwenkoppen, tusschen het meest linksche paard en den triton, enz.). Deze manier van werken moet nog meei onze bewondering opwekken, omdat het zoo’n groot meesterschap toont inde beheersching van de wetenschap, hoe het geheel van be - neden af zal doen. De heer Jan de Meyer „vond ’t een ver - rassing te zien hoe gaaf het marmer nog is ofschoon het witte marmer, door Quellinus gebruikt, niet van de beste hoedanigheid is. Het invretingsproces heeft men in 1851 reeds trachten te stuiten, doch de wijze waarop men dit deed, is bezwaarlijk herstellen te noemen. Enkele zieke deelen der figuren werden eenvoudig weggehakt en gebeele nieuwe stukken, in zandsteen, er tegen aan - gebracht. Nu echter worden de herstellingen uitgevoerd in „cement métallique”, en zij zijn, verzekert de schrijver die ze zag, in goede handen : het is de eenige mogelijke manier, en prof. Aerts gaat als volgt te werk. „Vaneen weinig verweerd gedeelte wordt een afdruk genomen, daarna wordt het zieke gedeelte voorzichtig weggehakt tot aan het gezonde marmer. Nu wordt het tegenmodel er weer tegenaan gebracht, en in dien hollen vorm wordt het cement métallique gegoten. Dunne koperen doken zijn nog ten overvloede aangebracht voor de zekere verbinding tus - schen marmer en cement. Het herstelde ge - deelte toont dus in dit geval geen nieuwen vorm; alleen wordt door het vervangen van het zieke deel dooreen hard materiaal, het verder voortwoekeren belet. Hoelang dit ce - ment weerstand biedt tegen de weersinvloeden is niet bekend. De ondervinding strekt zich pas uit overeen 15-tal jaren. Er zijn enkele plekken, die zwaarder zijn verweerd b.v. de snuiten der paarden, de bek van den kaai - man, enkele deelen van sommige koppen, enz. Daarvan wordt eerst het hoogst noodige bijgeboetseerd. Prof. Aerts heeft te groote bewondering voor het meesterwerk dan dat hij niet overtuigd is van de onmogelijkheid op dit oogenblik zulk werk te kunnen maken. „Te trachten werk inden geest van Quel - linus te maken, daaraan denkt hij niet. Alleen kleine gedeelten, die geheel door de omgeven - de deelen worden aangegeven, maakt hij bij. „Waar de oppervlakte van het marmer slechts even is aangetast, wordt verder ver - weeren tegengegaan door de plekken te be - dekken met een dunne huid van het cement, zoodat aan den vorm niets wordt veranderd. „Het werk is bijna twee maanden geleden begonnen ; en overeen week of twee zal het voleindigd zijn. Dan komt met groote waar - schijnlijkheid het volgende jaar de tympan van den achtergevel aan de beurt”. Intusschen is de restauratie van den ooste - lijken tympan gereed gekomen ; 3 September is de pers inde gelegenheid geweest het werk onder leiding van prof. Six te bezichtigen. Wij moeten voor de uitgebreide verslagen van dat bezoek naar de dagbladen van 4 Sep - tember verwijzen ; hier zij alleen vastgelegd, wat het Handelsblad heeft medegedeeld om - trent de wijze waarop is gewerkt: „Er was op een dag een stuk van de tym - pan naar beneden gevallen en dit stuk was zoo vergruisd, dat men weigerde aan te ne - men, dat men hier met marmer te maken had. Volgens prof. Albert Aerts, die, naar men weet, het herstellingswerk uitvoerde, is het echter ongetwijfeld marmer. Vermoe - delijk heeft men hier te doen met kristalletjes, die door de verwering van den steen vrij kwamen en zoodoende het uiterlijk van poeder vertoonden. „Op een vergroote photo van de tympan, welke bij het herstellingswerk goede diensten bewees en waarmede de heer Six zijn toe - lichting verduidelijkte, waren met groene kleur aangeteekend de stukken, die bij een vorige restauratie in marmer of wel in.... lood waren toegevoegd aan het beeldhouw - werk van Quellinus. Dat moet omstreeks het jaar 1851 geweest zijn. Officieele gegevens omtrent die restauratie heeft men niet; men schijnt hier te moeten afgaan op het ver - haal vaneen veldwachter, wiens vader er mede belast moet geweest zijn.... In elk geval, deze restauratie van ruim een halve eeuw geleden is verre van fraai. Zoo heeft daarbij de stedemaagd in het midden een nieuw schild met drie kruisen gekregen, is er een vrouwenarm bij dit schild aangezet, is links van de maagd een vrouwenhand aau het meesterwerk van Quellinus toegevoegd en heeft eender paarden, of liever eenhoorns, ter linkerzijde van de middenfiguur een paar looden ooren gekregen ! 81