Tekstweergave van GA-1915_MB002_00086
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
ting,
doch
waren
sinds
1892
geen
deelnemers
ia
het
weldadig
zeemansfonds
meer
opge
-
nomen.
De
scheepvaart
is
zóózeer
veranderd,
terwijl
percentsgewijs
het
aantal
ongelukken
met
verlies
van
menschenlevens
ter
zee
zoo
-
zeer
verminderde,
dat
de
behoefte
aan
een
fonds,
zooals
Zeemanshoop
beheerde,
veel
is
afgenomen.
Aan
de
thans
nog
inleven
zijnde,
betrekkelijk
weinige,
deelgerechtigden
wor
-
den.
de
verschuldigde
uitkeeringen
geregeld
uitbetaald.
Dit
fonds
zal
echter
eenmaal,
wegens
afsterving
van
alle
deelgerechtigden,
ophouden
te
bestaan.
Blijft
dan
als
doel;
„de
bevordering
van
den
bloei
van
de
neder
-
landsche
zeevaart”.
Het
Bestuur
meende
dit
niet
beter
te
kun
-
nen
doen
dan
door
oprichting
vaneen
leeszaal
en
bibliotheek
van
werken
voor
de
scheep
-
vaart
van
belang,
en
opengesteld
voor
ieder
die
wenscht
toe
te
treden.
Daartoe
heeft
het
in
het
perceel
Heerengracht
472
een
alleszins
geschikte
leeszaal
ingericht
voor
tijdschriften,
brochures,
en
boeken
op
zeevaartkundig
gebied,
waar
kaartwerken
en
atlassen
kunnen
wor
-
den
gelezen
en
geraadpleegd,
De
bibliotheek
waarin
vooral
een
belangrijke
verzameling
zee-
en
topographische
kaarten
voorhanden
is,
is
aanmerkelijk
uitgebreid,
met
welke
uit
-
breiding
op
onbekrompen
wijze
zal
worden
voortgegaan.
Inde
leeszaal
is
een
catalogus
van
de
bibliotheek
volgens
kaartsysteem
aan
-
wezig.
De
leeszaal
is
geopend
van
’s
morgens
9
uur
tot
’s
middags
5
uur,
’s
Zaterdags
van
9
—l
uur;
bovendiens
Dinsdags
en
Vrijdags
’s
avonds
van
7
—lo
uur.
Voor
inlichtingen
wende
men
zich
tot
den
Bibliothecaris,
die
met
het
dagelijksch
beheer
is
belast.
D,
S.
De
Rijnvaart
van
Amsterdam.
Onder
dezen
titel
bevat
de
Juli-aflevering
van
hep
Tijdschrift
voor
economische
geographie
een
artikel
van
den
heer
H.
G.
Aalders,
waarin
een
kort
overzicht
van
de
geschiedenis
en
wor
-
ding
van
deze
voor
onze
haven
zoo
belang
-
rijke
verbinding
met
Duitschland
wordt
ge
-
geven.
Aanvankelijk
ging
de
Rijnvaart
van
Am
-
sterdam
over
Kampen,
Deventer
en
verder
over
den
IJsel
naar
den
Rijn,
en
inden
tijd
der
Republiek
over
de
Zuiderzee
naar
de
Vecht
en
langs
Utrecht
en
den
Vaartschen
Rijn
naar
den
Rijn.
Dit
was
een
lange
ham
dèlsweg
met
veel
tollen
en
moeilijk,
daar
een
gedeelte
over
de
dikwijls
onstuimige
Zuiderzee
liep.
Nog
in
't
begin
van
de
19e
eeuw
gingen
de
groote
rijnschepen
over
Pampus
en
Muiden
en
de
kleinere
binnendoor
over
Weesp
naar
UtrechUen
vervolgens
door
de
Lek
of
Rijn
naar
Keulen.
Bij
laag
water
moesten
de
sche
-
pen
over
Dordrecht
de
Waal
op.
Deze
weg
werd
van
zelf
alleen
inde
hoogste
noodzake
-
lijkheid
gekozen,
omdat
ze
veel
langer
en
kostbaarder
was.
Een
verbetering
inde
verbinding
van
Am
-
sterdam
met
den
Rijn
kwam
er
door
de
ver
-
dieping
van
den
Amstel
tot
vaarwater
en
de
verbetering
van
de
reeks
binnenvaarten
van
den
Amstel
naar
de
Vecht,
de
zoogenaamde
„Keulsche
Vaart”
omstreeks
1823,
en
het
graven
-an
het
Zederik-kanaal
in
1825.
Dat
ook
deze
weg
veel
te
wenschen
overliet
bewees
een
adres
van
de
amsterdamsche
Kamer
van
Koophandel
in
1875
aan
den
Koning
gericht.
Door
onvoldoende
afmetingen
van
eenige
sluizen
en
door
geringe
diepte
was
deze
weg
geheel
onbruikbaar
geworden.
Schepen
breeder
dan
7.50
M.
en
met
meer
diepgang
dan
2.10
M.
konden
er
niet
varen,
terwijl
op
vele
gedeelten
van
dien
weg
twee
schepen
van
middelmatige
grootte
elkaar
niet
konden
passeeren.
De
scheepvaart
had
dan
ook
langzamerhand
dien
weg
geheel
verlaten
en
ging
zich
behelpen
of
met
de
vaart
over
de
Zuiderzee
en
langs
den
gelderschen
IJsel,
óf
met
die
langs
den
Amstel,
Drecht,
Aar,
Gouwe
en
Hollandschen
IJsel.
Daarbij
kwam
dat
deze
weg
ook
nog
een
derde
goedkooper
was.
Ten
einde
aan
dezen
voor
Amsterdam
onhoudbaren
toestand
een
einde
te
maken
beval
de
Kamer
van
Koophandel
ineen
adres
aan
de
Tweede
Kamer
ten
sterkste
aan
een
kanaal
door
de
Geldersche
vallei
te
graven,
hetwelk
een
groote
verkorting
en
tijd-
en
geldbesparing
zou
zijn.
Door
de
Regeering
werd
echter
een
wetsontwerp
ingediend,
dat
in
hoofdzaak
neer
kwam
op
een
verbetering
van
de
bestaande
Keulsche
Vaart,
welk
voor
-
stel
door
de
Staten-Generaal
werd
aangeno
-
men
en
in
1892
werd
het
Merwede-kanaal
ge
-
heel
voor
de
scheepvaart
geopend.
Sedert
dat
jaar
nam
het
Rijnverkeer
van
Amsterdam
elk
jaar
een
weinig
toe.
De
amsterdamsche
Rijnbeurt
vaart
en
de
Amstel-Rij
n-Main
-
stoombootmaatschappij
onderhielden
een
re
-
gelmatige
vaart
op
de
duitsche
Rijnhavens,
maar
bleken
onmachtig
om
het
vervoer
te
verlevendigen.
Door
de
uitbreiding
van
Am
-
sterdam’s
zeehandel
in
alle
richtingen
hadden
de
daar
gevestigde
reederijen
groot
belang
in
een
betere
verbinding
met
de
Rijnhavens.
Daarom
nam
de
Koninklijke
Nederlandsche
Stoombootmaatschappij
het
initiatief
tot
op
-
richting
vaneen
Rijndienst.
Uit
eigen
mid
-
delen
richtte
zij
de
Nieuwe
Rijnvaart-Maat
-
schappij
op,
die
op
14
Januari
1904
met
4
stoomschepen
van
750
ton
laadvermogen
een
wekelijkschen
dienst
opende
met
den
Rijn.
Van
Augustus
van
datzelfde
jaar
af,
toen
nog
drie
kleinere
booten
van
500
ton
inde
vaart
kwamen,
voer
zij
tweemaal
per
week
op
de
havens
van
den
beneden-Rijn
en
eenmaal
per
week
op
de
overige
havens.
Sedert
een
paar
jaar
is
het
eindstation
van
de
groote
booten
neergelegd
in
Straatsburg.
De
snelle
bloei
van
deze
onderneming
deed
zien
dat
zij
ineen
behoefte
voorzag.
Met
4
schepen
van
78