Tekstweergave van GA-1915_MB002_00075

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM der 18e eeuw en begin der 19e eeuw inde glasharmonica tot werkelijk verrassende resultaten leidde. Toch hebben die proefnemingen geen blijvend gevolg gehad en wanneer daarom dat beginsel der frictie zou kunnen worden toegepast op carillon - bellen, dan zou misschien ook daar eenig resultaat te verkrijgen zijn dat, hoewel ook zonder toekomst, niettemin artistiek beter zou kunnen zijn dan de percussie van nu. Tot een proefneming in die richting kan het zelfs niet komen gezien de vaste ophanging der bellen en de onmogelijkheid ze om een as draaiend te monteer en. Daarom, hoe ook beschouwd, klokkenspellen zijn slaginstrumenten en zullen dat wel altijd blijven. Nu wordt een oordeel over de huidige inrichting van het Muntspel beheerscht door twee vragen: a. Is speelwerk als tijdaanwijzing noodig? Het antwoord daarop is, zooals gezegd, ontkennend ; b. Is speelwerk als muziektuig aannemelijk? En hierop antwoord ik bepaaldelijk ontkennend, omdat het is een percussie-instrument, dat hoegenaamd geen nuan - ceeren toelaat en uit ongetemperde tonen bestaat. De practische beteekenis van speelwerken is verminderd. Nu ze er echter zijn, heeft de tegenwoordige generatie ze te aanvaarden en ook te conserveeren als anti - quiteiten, als levende monumenten van onze geschiedenis en kunst, als hoedanig zij stellig van groote cultureele en documenteele waarde zijn. Maar is dat zoo, is hun beteekenis een archeologische en een archeologische alleen, dan moeten ze ook als zoodanig behandeld en gerespecteerd worden en moeten er geen nieuwigheden aan toegevoegd worden, die m.i. lijnrecht tegen de natuur van het instrument ingaan. Er komt daar nog iets bij. Er bestaat neiging om de speelwerken ’s nachts buiten gebruik te stellen : de bellen van onze Oude Kerk zwijgen ’s nachts en dat zelfde is ook het geval te Leeuwarden, waar het gemeentebestuur een nieuw torenuurwerk met speelwerk bestelde dat van des nachts om 12 uur tot des morgens kwartier over zevenen automatisch buiten werking moest zijn, en aldus ingericht een paar maan - den geleden in gebruik genomen is. Dergelijke feiten wijzen er op dat men eenigszins voorzichtig moet zijn met het aanbrengen van nieuwigheden, temeer omdat zooals gezegd, naar mijn wijze van zien, de beteekenis van klokkenspellen in hoofdzaak zoo niet uitsluitend een historische is. Veel, niet alles van hetgeen hier gezegd is, geldt ook voor het beieren, het vrije handspel, dat men, kijkende naar het Zuiden, ook wil wijzigen. Hoewel dat onder - werp niet aan de orde gesteld is, wil ik daar toch nu even op wijzen, omdat bij velen verwarring bestaat tusschen onze voorslagen en ons beieren en ik er voor wil waken, dat mijn meening over het Muntspel, zonder meer, ook van kracht verklaard zou worden op klokken-bespelingen. Wat ik daarover te zeggen zou hebben, past voorshands niet in het kader van dit locale Maandblad. Volledigheidshalve nog dit. Op den ouden Beurstoren was, ik meen in 1653 een klokkenspel opgehangen in 1651 gegoten door Fran Pierre Hemony, destijds nog te Zutfen. Er werd, vertelt Fokkens in 1664, dagelijks op gespeeld „tot vermaak der wandelende kooplieden en andere”. In datzelfde jaar was er sprake van het over te brengen naar den stad - huistoren, waar men ook een spel wilde hebben. Aan dat voornemen werd geen gevolg gegeven; het stadhuis kreeg een geheel nieuw spel in dat jaar vervaardigd door de Hemony’s, die onderwijl hun werkplaatsen naar Amsterdam hadden over - gebracht. Toen echter vier jaar later in 1668 de Beurstoren wegens vergrooting van het gebouw moest worden afgebroken, werden de klokken overgebracht naar den Regulierstoren de naam Munttoren bestond natuurlijk nog niet en werd het spel door bijlevering van 8 bellen, waaronder de heel-uurs slagklok door PierreHemony 67