Tekstweergave van GA-1915_MB002_00047
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
der
Raadhuisstraat
gesloopt,
verplaatst
werd
in
\Bj6
naar
Heerengracht
196
en
op
31
December
1914
naar
het
vroegere
kantoor
-
gebouw
van
Labouchere
Oyens
&
Co’s
Bank
inde
Spuistraat.
Het
maatschappelijk
kapitaal
werd
in
1882
vergroot
tot
5
millioen
gulden.
Directeuren
waren
genoemde
oprichters
en
verder
Ph.
Everts,
mr.
C.
H.
van
Tienhoven,
W.
ïestas,
H.
T.
Westerman,
mr.
G.
Vissering,
C.
H.
van
Velsen,
mr.
R.
J.
G.
Boissevain
en
mr.
F.
E.
Posthumus
Meyj
es,
van
wie
de
3
laat
-
sten
thans
de
directie
vormen.
In
die
dagblad-verslagen
vond
ik
echter
een
historische
lacune;
er
is
niet
gewezen
op
de
groote
beteekenis,
die
Daan
Franken
gehad
heeft
en
nog
bij
voortduring
heeft
voor
de
waardeering
der
dingen,
die
ook
ons
genoot
-
schap
zoo
na
aan
het
harte
liggen,
n.l.
het
zooveel
mogelijk
trachten
te
behouden
wat
er
aan
vaderlandsche
kunst
dreigt
teloor
te
gaan.
Want
Franken,
die
zijn
vader,
28
Juni
1863
overleden,
had
opgevolgd
als
hoofd
der
kassiersfirma
Di
Gazar,
Franken
&
Co
en
zich
in
1871
uit
dp
zaken
der
Kas-Vereeni
-
ging
had
teruggetrokken
om
zich
eerst
te
Parijs,
daarna
omstreeks
1886
te
Le
Vesinet
te
vestigen,
wist
welk
gevaar
dreigde,
ook
in
de
toekomst.
Het
was
daarom,
dat
hij
bij
zijn
leven
reeds
/
100000
schonk
aan
Rem
-
brand!
en
aan
die
Vereeniging
nog
10
mille
legateerde,
wat,
het
was
toen
een
publiek
ge
-
heim,
moest
dienen
om,
kwam
eenmaal
de
collectie-Six
onder
den
hamer,
Rembrand!
financieel
krachtig
te
doen
zijn.
En
zoo
geschiedde.
Vermeer’s
Melkmeisje
in
het
Rijksmuseum
inde
eerste
plaats
bewijst
het.
Franken
overleed
25
April
1898
en
was
hoewel
fransch
inwoner,
een
goed
vader
-
lander
gebleven.
Zijn
jaarlijksche
najaarsreis
in
ons
land,
waarbij
hij
trouw
archief-
en
museum
-
directeuren
bezocht
om
met
groote
welbe
-
spraaktheid
zich
te
uiten
over
zijn
studies
over
Adriaan
van
de
Venne,
Van
de
Passé,
Jan
van
de
Velde
en
Rochussen
en
over
hetgeen
aan
de
orde
van
den
dag
was
inde
nederlandsche
kunstgeschiedenis,
zij
waren,
ook
voor
mij,
die
hem
dan
herhaaldelijk
mocht
ontmoeten
en
met
hem
ook
eens
een
tocht
door
Amster
-
dam
maakte
op
een
mistigen
Novemberdag,
immer
een-
welkome
afwisseling
in
het
dage
-
kjksch
werk.
Want
uit
zijn
doen
en
laten
bleek
temperament
en
warmte.
Daarom
stelde
hij
z
ijn
beurs
ruim
open
voor
vaderlandsche
kunst.
En
al
mag
de
huidige
generatie
eenigs
-
zins
bedenkelijk
het
hoofd
schudden
over
de
waarde
der
collectie,
het
is
buiten
twijfel
toch
een
uiterst
te
waardeeren
iets
geweest,
dat
hij
in
1897
met
wijlen
P.
Langerhuizen
aan
Amsterdam
ten
geschenke
heeft
gegeven
de
historische
galerij
door
Jacob
de
Vos
Jbz.
bijeengebracht,
die
thans
prijkt
in
het
trap
-
penhuis
van
het
Stedelijk
Museum.
J.
W.
E.
Grimnessesluis
in
1640.
In
mijn
artikel
in
het
Jaarboek
van
Amstelodamum
staat
het
daarbij
gevoegde
plaatje
p.
48
beschreven
als
een
reproductie
vaneen
etsje
van
Van
den
Eekhout.
Het
moet
zijnde
reproductie
van
een
teekening
van
Waterloo.
Ik
kan
niet
na
-
laten
mijn
dank
te
betuigen
aan
mr.
dr.
S.
Muller
Fz.,
die
mij
hierop
attent
maakte,
en
mij
door
vergelijking
met
het
onderschrift
van
een
andere
teekening
van
Waterloo
overtuigde,
dat
ook
deze
van
hem
zal
zijn.
M.
v.
Soest.
Assuerus
Coster.
Omtrent
dezen
ge
-
schutgieter,
over
wien
in
het
onlangs
verschenen
Jaarboek
gesproken
wordt
in
het
artikel
Een
amslerdamsch
kanon
te
Berlijn
van
ons
medelid
J.
F.
L.
de
Balbian
Verster
bericht
dr.
P.
Leendertz
Jr.
mij
nog
een
en
ander.
Hij
komt
n.l.
voor
op
een
lijst,
zeker
wel
van
1631.
waarop
waarschijnlijk
zijn
opgenomen
de
namen
van
personen,
die
gevraagd
zouden
worden
een
remonstrantsche
gemeente
te
helpen
stichten.
Met
vermelding
zijner
kwali
-
teit
van
klokgieter
komt
hij
voor
op
de
lijst
der
communicanten
dier
gemeente
van
1637;
zijn
dochter
Helena
op
een
dergelijke
lijst
van
1651.
De
geciteerde
drie
lijsten
berusten
in
het
archief
der
remonstrantsche
Gemeente
hier
te
Amsterdam.
J.
W.
E.
Beurspoortje.
Toen
indertijd
ook
in
ons
Bestuur
de
wenschelijkheid
besproken
werd
pogingen
te
doen
om
het
oude
Beurs
-
poortje
te
redden,
heeft
die
beweging
natuur
-
lijk
mijn
volle
sympathie
gehad.
Er
was
echter
eene
overweging
die
het
mij
toch
niet
zoo
heel
erg
zou
doen
betreuren,
indien
het
op
-
geruimd
zou
worden.
Immers,
de
meening,
dat
dit
poortje
nog
een
overblijfsel
zou
zijn
van
Amsterdam’s
eerste
beursgebouw
was
voor
discussie
vatbaar,
want
niet
lang
te
voren
was
er
bij
mij
aan
huis
werkzaam
een
metselaar,
luisterende
naar
den
naam
van
Piet,
die
mij
toen
vertelde
zelf
het
poortje
geheel
nieuw
opgemetseld
te
hebben.
Maar
stellig
was
het
verdwijnen
te
betreuren
om
aesthetische
redenen
en,
het
is
maar
al
te
zeer
bekend,
inde
kringen,
die
voelen
voor
oude
gebouwen,
als
men
de
dingen
leelijk
kan
maken
door
modernisatie
dan
zal
die
men
het
heusch
niet
nalaten.
Intusschen,
die
vrees
is
ijdel
gebleken.
Op
een
eenigszins
andere
plaats
is
in
het
nieuwe
gebouw
Vijgendam
hoek
Rokin
(Beursstraat)
door
den
architect
Foeke
Kuipers
in
het
verlengde
der
rooilijn
Rokin
oostzijde
een
overwelfde
doorgang
geconstrueerd,
die
ver
-
binding
vormt
tusschen
Vijgendam
en
Rokin,
stille
zijde.
Dit
nieuwe
beurspoortje
is
enkele
weken
geleden
als
een
fenix
verrezen,
en
bij
deze
verrijzenis
is
de
schoonheid
gebaat,
zelfs
op
ongedachte
wijs.
Van
Rokin
ziende
naar
Dam,
stuit
het
oog
op
den
Bijenkorf,
een
tijde
-
lijk
gezicht
dat
verdwenen
zal
zijn,
zoodra
het
midden-Damterrein
bebouwd
zal
wezen
en
39