Tekstweergave van GA-1915_MB002_00035
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
volstrekt
de
intentie
niet,
moet
de
Minister
hebben
geantwoord,
al
wat
men
van
u
vergt
is
t
z
besturen”.
Bij
Koninklijk
Besluit
van
5
Nov.
1815
werd
de
nieuwe
regeling
bevestigd,
en
bepaald
dat
de
Raad
zou
bestaan
uit
40
personen,
waaronder
4
Burgemeesters.
De
leden
van
den
Raad
w
r
erden
gekozen
voor
het
leven,
en
voor
de
eerste
maal
door
den
Koning
benoemd
;
later
zouden
ze
worden
aangewezen
dooreen
kiescollege
van
33
leden,
dat
door
de
stemgerechtigde
burgers
werd
gekozen.
Uit
de
raadsleden
werden
de
Burgemeesters
door
den
Koning
benoemd;
jaarlijks
trad
een
hunner
af,
wiens
opvolger
door
den
Koning
werd
aangewezen
uiteen
door
den
Raad
aan
te
bieden
drietal.
Den
2den
Januari
1816
werden
nu
de
bovengenoemde
vier
heeren
opnieuw
als
Burgemeesteren
door
den
Gouverneur
van
Noordhollandgeïnstalleerd.
\anßoetze
lacr
werd
voor
dit
jaar
president.
Reeds
19
November
1816
overleed
burgemeester
Hogguer
op
56-jarigen
leeftijd.
In
zijne
plaats
werd
23
December
1816
benoemd
Gerrit
Blaauw,
die
in
1804
tot
de
Wethouders
had
behoord
en
sinds
1803
lid
van
den
Raad
was.
Brouwer,overleed
8
Maart
1821,
en
werd
bij
K.B.
van
12
April
1821
vervangen
door
den
56-jarigen
jhr.
mr.
Andries
Adolf
Deutz
van
Assendelft,
die
vóór
de
Revo
-
lutie
het
laatst
gekozen
lid
der
Vroedschap
was
geweest.
Een
K.B.
van
24
Januari
1824
bracht
wijziging
inden
bestuursvorm.
Voortaan
zou
er
slechts
één
Burgemeester
zijn,
ter
zijde
gestaan
door
vier
Wethouders.
12
Maart
1824
werd
daarop
Elias
als
Burgemeester
geïnstalleerd;
de
burgemeesters
Blaauw
en
Deutz
werden
Wethouders
;
Van
Boetzelaer
trad
af,
doch
bleef
lid
van
den
Raad
tot
zijn
overlijden
op
18
October
1826.
Tot
nieuwe
Wethouders
werden
benoemd
jhr.
mr.
W.
R.
Rendorp
van
Marquette
en
P.
P.
Charlé
;
de
laatste
weigerde
echter
en
werd
vervangen
door
mr.
A.
A.
Reael.
De
hoogst
populaire
burgemeester
Elias
overleed
op
7
December
1828,
op
70-
jarigen
leeftijd
;
17
December
werd
tot
zijn
opvolger
benoemd
mr.
Frederik
van
de
Poll,
die
sinds
1822
lid
van
den
Raad
was
en
wiens
moeder
eene
zusterwas
van
den
vToeger
genoemden
mr.
Jan
Wolters
van
de
Poll.
Hij
verkreeg
15
Februari
1836
op
zijn
verzoek
eervol
ontslag.
Zijn
aftreden
hield
verband
met
zijne
houding
bij
het
belastingoproertje,
dat
inden
zomer
van
1835
onze
goede
stad
had
verontrust
;
de
Regeering
was
van
oordeel
dat
de
Burgemeester
toen
niet
met
de
vereischte
„voorzorg
en
veerkracht”
had
gehandeld.
Mr.
Van
de
Poll
werd
in
1840
Gouverneur
der
provincie
Utrecht,
en
overleed
13
November
1853
op
73-jarigen
leeftijd.
Bij
K.B.
van
1
Maart
1836
werd
tot
Burgemeester
benoemd
de
officier
van
justitie
mr.
Willem
Daniël
Cramer,
die
van
1829
—1834
lid
van
den
Raad
was
geweest.
Hij
nam
het
ambt
bijna
zes
jaren
waar
en
trad
af
wegens
zijn
terugkeer
inde
rechterlijke
macht,
daar
hij
15
December
1841
de
benoeming
ontving
tot
Vice-president
van
het
Gerechtshof
van
Noord-Holland.
Tot
zijn
opvolger
werd
18
Januari
1842
door
koning
Willem
II
aangewezen
Pieter
Huidekoper,
sinds
1835
Raadslid,
De
nieuw
Burgemeester
was
geen
jurist,
doch
een
bekend
assuradeur.
Onder
zijn
bestuur
door
-
leefde
Amsterdam
moeielijke
tijden
:
in
1845
trad
voor
het
eerst
de
aardappelziekte
op,
terwijl
in
1843
en
1847
eene
financieel?,
crisis
groote
werkeloosheid
ten
gevolge
had.
2
November
1849
verkreeg
Huidekoper
om
gezondheidsredenen
eervol
ontslag.
Na
zijne
aftreding
werd
hem
namens
meer
dan
2000
ingezetenen
een
gouden
penning
aangeboden,
met
het
opschrift;
„Hij
was
der
stede
goed.
Hij
deed
den
Arme
wel”.
25
Januari
1850
w
r
erd
tot
Burgemeester
benoemd
mr.
Gerlach
Cornelis
Joannes
van
Reenen,
sinds
een
jaar
Wethouder.
De
benoemde
was
pas
31
jaar,
en
een
schoon
-
zoon
van
den
oud-burgemeester
mr.
F.
van
de
Poll.
Toen
het
ministerie-Thorbecke
ten
gevolge
van
de
April-beweging
w
7
as
gevallen,
trad
hij,
19
April
1853,
als
Minister
27