Tekstweergave van GA-1915_MB002_00030
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
graven
werd
heelemaal
in
het
Oranje,
zooals
ze
op
haar
sterfbed
gewenscht
had,
en
nog
hadden
we
geen
goed
begrip
van
ze,
want
de
dichter
G.
A.
Bredero
heeft
ze
nóg
echter
ge
-
kend
en
schilderijtje
na
schilderijtje
van
ze,
in
haar
eigen
taal,
gemaakt,
zooals
niemand
hem
zal
gebeteren,
zelfs
Querido
niet.
De
vischwijven
waren
daarom
huil
niet,
litera
-
toren,
die
bij
het
volk
alleen
het
slechte
zoekt
en
doorgaans
verdicht
!
geen
slechte
vrou
-
wen.
Om
de
dooje
dood
niet!
Wie
haar
eer
te
na
kwam,
had
een
opperdoedas
van
ze
te
pakken
vóór
hij
het
wist.
„Een
lolletje
goed,
maar
handjes
thuis,
we
zijn
„vrouwen
van
eere”.
~De
amsterdamsche
vischvouwen
!
Er
is
een
boek
over
te
schrijven.
Het
zou
beginnen
bij
de
stichting
van
Amsterdam.
De
oudste
bewoners
waren
immers
visschers,
en
een
visscher
zonder
wijf
bestaat
niet.
Dat
boek
zou
over
alle
eeuwen
loopen
tot
bet
plotseling
vol
zou
zijn
aan
het
eind
der
vorige
eeuw.
Toen
begon
het
echte
ras
der
amsterdamsche
vischvrouwen
te
verdwijnen,
te
gelijk
met
het
afleggen
van
het
juk
en
het
wegbergen
der
manden”.
J.
W.
E.
NÜ
Amsterdam
dooreen
vreemdeling
be
-
keken.
Velhagen
e-
Klasings
Monatshefte
van
Januari
bevat
een
artikel
Hollündische
Reisetage
van
Ludwig
Sternaux,
die
het
vorig
jaar
voor
de
tweede
maal
ons
land
bezocht.
Na
de
onvermijdelijke
beschouwing
over
Nederland’s
houding
inden
tegenwoordigen
oorlog,
spreekt
de
schrijver
zijne
bewondering
uit
over
hetgeen
in
ons
land
gedaan
is
en
wordt
voor
de
belgische
vluchtelingen.
Dit
op
juiste
waarde
schatten,
zegt
de
schrijver,
kan
alleen
hij,
die
weet
hoe
overbevolkt
de
groote
steden
reeds
zijn,
hoeveel
menschen
reeds
in
normale
tijden
in
die
hooge,
smalle
huizen
worden
geborgen.
„Wat
weten
wij
eigenlijk
van
Holland”
vraagt
hij
verder.
Een
paar
blauwe
snuiste
-
rijtjes
met
enkele
prentkaarten
bij
een
bezoek
aan
Scheveningen
gekocht,
of
van
daar
toe
-
gezonden
gekregen,
moeten
de
herinnering
aan
dat
land,
zijn
oud-Delftsch
en
zijn
bad
-
plaatsen
bewaren,
waar
men
uit
bijzonder
gevormde
glazen
bittere
„Half
om
Half”
en
dikvloeiende
„Advocaat”
drinkt.
Een
niet
te
vergeten
indruk
van
Amsterdam
kreeg
de
schrijver,
toen
hij
op
een
morgen
met
den
nachttrein
aan
het
Centraal-Station
aankwam
en
het
prachtige
panorama
der
stad
zich
aan
hem
voordeed.
Bont
en
afwisselend
is
het
gezicht
op
de
oude
koopmanshuizen
;
aardig
slingeren
de
grachten
zich
om
en
door
de
stad,
waar
bizarre
kerktorens
boven
de
hooge
daken
uitsteken,
terwijl
inde
tusschen
het
station
en
de
stad
liggende
open
haven
de
zware
beurtschepen
schilderachtig
gemeerd
liggen.
Wanneer
men
zoo
uit
Berlijn
komt,
doet
zich
een
geheel
andere
wereld
aan
ons
voor,
welke
eerste
indruk
blijft.
Van
het
Stationsplein
af
ziet
men
eerst
het
merkwaar
-
dige
beursgebouw
van
den
hollandschen
architect
Berlage,
een
prachtstuk
van
holland
-
sche
bouwkunst.
De
helroode
baksteenbouw
is
zeker
niet
naar
ieders
smaak,
maar
zijn
imposant
voorkomen
kan
niet
nalaten
indruk
te
maken,
en
zeker
is
hier
iets
meer
origineels,
meer
Hollandsch
geschapen
dan
b.v.
inde
vervelende
renaissancegebouwen
van
het
Sta
-
tion
en
het
verderaf
gelegen
Rijksmuseum
van
den
verafgoden
hollandschen
architect
Cuypers.
Over
de
bouwkunst
van
Cuypers
is
de
schrij
-
ver
al
heel
slecht
te
spreken.
O.a.
zegt
hij:
„De
bouwvalligste
barak
in
het
jodenkwartier
is
nog
Holland,
de
paleizen
van
Cuypers
zijn
wereldgebouwen,
die
evengoed
in
Hohensalza
kunnen
staan”.
Na
een
kleine
wandeling
door
allerlei
nauwe
straten
kwam
de
schrijver
van
zijn
hotel
inde
Jodenbuurt,
welke
buitengewoon
dicht
be
-
volkt
is
en
waar
„alle
joodsche
diamantbe
-
werkers
uit
Antwerpen
een
toevlucht
hebben
gevonden”.
Zijn
indruk
van
dit
stadskwartier
is
zooals
die
door
andere
buitenlandsche
be
-
zoekers
reeds
herhaaldelijk
is
beschreven.
Verder
vertelt
hij
nog
een
en
ander
over
de
Binnen-Amstel,
de
carillons,
de
„Likörstuben”
en
over
de
vaart
over
het
IJ
met
de
boot
naar
Marken.
Een
afbeelding
van
de
St.
Nicolaaskerk,
van
de
Beurs
en
de
Oude
Schans
zijn
in
het
artikel
opgenomen.
D.
S.
LANGS
DEN
WEG
De
geopende
effectenbeurs.
In
over
-
eenstemming
met
de
bepalingen
der
nieuwe
Beurswet
en
krachtens
beschikking
van
den
Minister
van
Financiën
is
9
Februari
de
Beurs
geopend
voor
daartoe
aangewezen
fondsen.
„Op
Maandag
27
Juli
1914,
schreef
de
O.
H.
Crt.
van
dien
dag,
toen
heel
Europa
onrustig
was,
bleek
het
op
dé
amsterdamsche
Effecten
-
beurs
ook
reeds
zeer
duidelijk
dat
buitenge
-
wone
dingen
te
wachten
stonden.
„Dien
dag
was
de
toestand,
vergeleken
bij
vroeger,
reeds
zeer
critiek.
Een
crisis
stond
te
wachten.
De
koersen
in
vele
fondsen
daal
-
den
onrustbarend.
De
Kon.
Petroleum-aan
-
deelen
zakten
60
p.Ct.
Niettemin
besloot
dien
dag
het
bestuur
van
de
Vereeniging
van
den
Effectenhandel
nog
om
de
Beurs
den
daarop
-
volgenden
Zaterdag,
oorspronkelijk
bestemd
voor
Beursvacantiedag,
open
te
houden.
„Op
Dinsdag,
28
Juli,
was
de
toestand
in
beginne
redelijk,
maar
toch
zeer
flauw
en
ge
-
drukt.
De
wisselmarkt
op
de
andere
europee
-
sche
beurzen
was
echter
reeds
geheel
gede
-
moraliseerd.
Maar
bij
laat-beurs
werd
’t
weer
précair.
„Woensdag
29
Juli
bleek
dat
’t
op
een
paniek
zou
uitloopen.
Prolongaties
konden
zelfs
tegen
6
p.Ct.
niet
meer
gesloten
worden.
Een
behoorlijke
geldmarkt
ontbrak,
en
nie-
22