Tekstweergave van GA-1915_MB002_00023
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
nog
laat
zien
de
laatste
sporen
vaneen
wer
-
kelijk
inheemsch
nationale
kunst;
in
die
musico’s
en
onder
de
boerenbevolking
van
Kennemerland
en
Kennemergevolg
was,
nu
twee
honderd
jaar
geleden,
nog
levend
een
compositiekunst,
die
wij
herkennen
als
be
-
paaldelijk
nederlandsch
tegenover
duitsch,
fransch
of
engelsch.
Eigenaardig
is
het,
en
daarop
wil
ik
de
aandacht
hier
vestigen,
dat
in
die
mondaine
musico’s
als
vroeger
opkwa
-
men,
wat
men
toen
noemde
pluggedansen,
nu
zou
men
zeggen
straatdeuntjes
met
namen
ontleend
aan
de
gebeurtenissen
van
den
spaan
-
schen
successie-oorlog.
De
teistering
van
de
Zuidelijke
Nederlanden
vond
hier
weerklank
in
Het
beleg
van
Rijssel,
inden
Marsch
van
Ramilies,
in
het
Carillon
van
Duinkerken
en
meer
anderen
danswijzen,
die
ons
doen
weten,
dat
er
toen
ook
medegeleefd
werd
met
het
-
geen
vlak
over
onze
grenzen
gebeurde.
Trou
-
wens,
ware
dat
niet
het
geval
dan
zou
een
straatdichter
als
Jan
Pook
stellig
geen
succes
hebben
kunnen
hebben
met
zijn
drie
Har
-
lequins
(1709),
waarin
hij
een
koeterwaalsch
sprekend
persoon
met
een
rarekiek
laat
reizen
van
het
oorlogstooneel
naar
de
Am
-
sterdamsche
kermis
om
daar
te
vertoonen
de
krijgbedrijven
in
Vlaanderen
uit
het
einde
van
1708.
Dat
hier
even
in
herinnering
te
brengen
en
daarbij
te
wijzen
op
de
beteekenis,
die
Eduard
Jacobs
blijvend
toekomt
inde
ge
-
schiedenis
van
de
Pijp,
heel
in
het
einde
der
negentiende
eeuw,
is
stellig
n
:
et
nrsplaatst,
geloof
ik.
J.
W.
E.
Munt.
-
Onder
belgische
vluchtelingen
hier
in
Amsterdam,
was
het
gebruikelijk
om
de
Munt
op
het
Sophiaplein
te
noemen
de
tslloren-kerk;
het
gebouw
herkenden
zij
niet
als
een
profaan
gebouw,
maar
als
een
kerk,
en
noemden
het
aldus
naar
de
telleren,
dat
zijn
bij
ons
de
delftsche
borden,
die
zij
voor
de
ramen
zagen
staan.
J.
W.
E.
Di
BETEEKENIS
VAN
AMSTERDAM
IN
DE
duitsche
literatuur.
•
Wij
vestigen
de
aandacht
op
de
lezingen
van
prof.
J.
H.
Scholte,
waarvan
melding
gemaakt
is
in
het
Decembernummer
p.
100.
H.
B.
Gebakken
spiering.
Sedert
Vrijdag
22
Jan.
wordt
in
65
winkels,
over
de
geheele
gemeente
verspreid
van
gemeentewege
ge
-
bakken
spiering
verkocht,
voorloopig
voor
7
ets
per
ons.
J.
W
E.
PERSONALIA
C.
S.
Adama
van
Scheltema.
—■
Hel
Nieuws
vun
den
Dag
van
26
Jan.
bracht
in
herinnering
dat
het
juist
honderd
jaar
ge
-
leden
was
dat
ds.
C.
S.
Adama
van
Scheltema,
overl.
12
Aug.
1897,
den
25
Jan.
het
levens
-
licht
zag.
Als
stichter
van
het
Koning
Wil
-
lemshuis
{destijds
het
eerste
wijklokaal
hier
ter
stede)
en
de
Prinses
Wilhelmina
Bewaar
-
school,
beiden
inde
Eglantierstraat
141/3,
heeft
hij
met
Looman
en
De
Liefde,
de
oprichters
van
Verbreiding
der
Waarheid
en
van
Heil
des
Volks,
veel
gedaan
voor
den
Evangelisatie-arbeid
inden
Jordaan.
J,
W.
E.
VRAGENBUS
(Antwoorden
in
te
zenden
Heerengracht
68)
VRAGEN.
Gevelsteen.
Op
een
schild
inden
gevel
-
top
van
perceel
Singel
T42
alhier
staat
FIL.
NIC.
GHIS.
OEVERLAND.
MARIA.
OEVERL.
ALTERI.
VXIM
FECER.
LAPID.
XVI.
KAL.
AVGS
Het
interesseert
me
zeer
te
weten
wat
dit
opschrift
beduidt.
C.
Visser.
ANTWOORDEN.
Kaarseladeveer.
Inde
Stadseditie
O.
H.C.
die
mijn
vraag
uit
het
vorige
nummer
overnam,
kwamen
een
paar
antwoorden
van
anonymi
voor,
die
hier
vermeld
moeten
worden.
In
het
nummer
van
5
Januari
beriep
iemand
zich
op
de
Woordenschat
van
De
Beer
en
Laurillard,
die
in
analogie
van
pijpenla
voor
lang,
eng
vertrek,
in
kaarsenla
een
lang
smal
schip
zie
1;
dezelfde
inzender
wijst
aan
dat
het
woord
niet
locaal
is,
omdat
ineen
transport
-
acte
van
Hoorn
26
Maart
1808
vermeld
wordt
het
land
genaamd
„de
Kaarselaad’
’.
Een
andere
anonymus
schreef
(6
Jan.);
„volgensoverleve
-
ring,
welke
ik
meermalen
van
ouden
van
dagen
gehoord
heb,
heeft
kaarselaad,
vroeger
ook
wel
kaarsebak
genoemd,
zijn
naam
te
danken
aan
het
vervoer
van
vetkaarsen.
Deze
werden
hier
van
Uitgeest
aangevoerd
en
per
kaarsebak
naar
Amsterdam
verzonden.
In
hoeverre
dit
waarheid
is
laat
ik
daar,
doch
onwaarschijnlijk
is
het
niet”.
J.
W.
E.
Kaarseladeveer.
Kuipers’
geül.
woor
-
denboek
der
nederlandsche
taal
geeft
twee
le
-
zingen,
een
als
Kaarselade,
beurtschip,
met
de
bekende
uit
het
Spaansch,
de
andere
als
Kaarsenlade
:
1.
lade
voor
kaarsen
;
2.
lange
smalle
trekschuit;
ook:
een
lang,
smal
gebouw
of
vertrek.
Ik
heb
óók
al
eens
over
kaarselade
nagedacht
maar
hierbij
dadelijk
aan
een
soortgelijk
woord
gedacht:
pijpenlade
,
dat
ook
al
voor
een
lang,
smal
huis
gebruikt
wordt,
in
denzelfden
spot
-
tende
zin.
Eigenaardig
intusschen,
dat
alles
wat
lang
en
smal
is,
tot
menschen
toe,
steeds
de
spotzucht
onzer
voorvaderen
schijnt
gaan
-
de
gemaakt
te
hebben.
De
kaarselade,
het
zij
dus
een
beurtschip
of
een
trekschuit,
zal
die
spotzucht
evenmin
hebben
kunnen
ontzeilen,
noch
er
zich
aan
onttrekken.
Corn.
J.
Gimpel.
Kaarseladeveer.
Te
Kampen,
aan
de
voormalige
Vischpoort,
gelegen
recht
tegen-
15