Tekstweergave van GA-1915_MB002_00020
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
stede
van
Leyden
ende
sii
tghelt
dairofi
be
-
talen
wouden
binnen
Scoonhoven
ende
ner
-
ghens
anders,
dez
toich
Bertelmeeus
IJm
-
menzoen
met
him
derden
ter
Goud
mitten
brieven
van
den
liifrenten
om
dat
aldair
te
bescheiden,
want
sii
tot
Scoonhoven
niet
reysen
en
dorfden,
dez
sende
Berthelmeeus
IJmmenzoen
enen
bode
voirt
Scoonhoven
mitten
brieven,
dair
sii
den
enen
brief
ont
-
fingen
ende
den
anderen
most
vermaect
wesen
ende
waren
uut
4
daghe,
van
cost,
wagenhuyer
ende
schiphuyer
tesamen
4
schilde
20
bots
facit
9
6
s.
8
d.”.
Wij
zien
ze
voor
ons,
die
amsterdamsche
schutters,
die
lijfrenten
van
Leiden
hebben
gekocht
en
die
nu
eischen,
dat
de
rentebrieven
hun
in
Schoonhoven,
waar
zij
om
den
oorlog
in
garnizoen
liggen,
worden
gebracht;
die
van
Leiden
zijn
niet
zoo
goed,
of
zij
gehoorzamen
niettegenstaande
het
oorlogsgevaar,
aan
dien
eisch.
Herhaaldelijk
schenkt
Leiden
aan
Amsterdam
en
andere
steden,
ook
aan
aanzienlijke
heeren,
wijn,
b.v.
in
1399
:
„Up
dieselve
tijt
(begin
December)
derf
stede\van
Aemsterdam
2
can
wijns
die
stoopTS
groot,
facit
21
s.
4
d.”.
Van
ernstiger
aard
is
het
geval,
waarmede
de
burgemeesters
-
rekening
van
1418/19
begint;
„Te
Delff
toghen
up
Sinte
Elisabettendach
(19
Nov.)
Dirck
die
Bruyn,
die
scout,
Foytgen
Jans
-
zoen,
Heynrick
Wouterszoen
ende
Jan
Tav,
soe
onse
vrou
(gravin
Jakoba)
gescreven
hadde
bi
hair
te
comen
omme
te
horen
van
den
ver
-
zoek
tot
Amsterdam
(blijkbaar
van
de
zijde
der
Kabeljauwschen),
soe
daar
een
man
ghe
-
vanghen
was,
die
dair
veel
off
liede
(bekende)
ende
waren
3
nachten
uut,
van
cost,
waghen
-
huyr,
presenci,
9
U.
4
s.”.
Natuurlijk
worden
meer
dan
eens
boden
naar
Amsterdam
ge
-
zonden.
Hier
vinden
wijde
afrekening
van
een
lijfrente:
„Aechte
coman
Jansdochter
tAemsterdam
had
12
scilde
sjairs
tsinte
Vic
-
torsdage
(10
Oct.)
ende
starf
tsinte
Margrieten
-
dage
(13
Juli)
;
horen
erfnamen
gegeven
na
den
beloip
van
der
tijt
9
scilde,
den
scilt
31
tunen
facit
13
'U.
19
s.”.
Den
nagalm
van
een
aanslag
op
Amsterdam
in
1427
vinden
wij
in
dezen
post:
„Dirc
Jacobszoen
gesent
te
Vastelavont
(4
Maart)
mit
enen
peerde
tAemsterdam
om
te
vernemen,
hoe
dair
ghe
-
varen
was
doe
die
van
der
Goude
dair
voir
waren,
hem
gegeven
bi
IJsebrant
van
der
Laen,
I
nyen
scilt,
facit
30
s.”.
Informatie
wordt
genomen:
„Gesent
Heinric
Dapper
tAemsterdam
om
te
vernemen
of
mijn
heer
van
Bourgongen
ter
Eem
was,
hem
gegeven
van
5
dage,
die
hi
uut
was,
29
cromstairten,
facit
43
s.
6
d”.
Dan
deze
curiositeit;
„Gege
-
ven
Aelbrecht,
miins
heren
ghec,
tot
Aem
-
sterdam
1
gulden,
facit
22
s.
6
d”.
Ten
slotte
een
geval
van
knoeierij
met
leidsch
laken
te
Amsterdam
:
„Des
Saterdages
na
sinte
Vic
-
torsdach
(14
Oct.
1429)
Wermbout
Janssoen,
Gheriit
van
Oestgeest
mitten
wairdeyns
ende
Jan
Pieter
Clarenzoen
tot
Aemsterdam
ge
-
reyst,
roerende
vanden
lakenen,
die
men
te
Leiden
reet,
die
die
van
Aemsterdam
copen
ende
aldair
weder
recken,
dair
die
neringe
van
der
draperye
mede
gecrenct
ende
ver
-
derfde
wair,
om
dat
den
goeden
Inden
van
Aemsterdam
te
kennen
te
geven
ende
waren
nut
4
daghe,
van
cost,
wagenhuer,
belensier,
presensi
12
scilde,
facit
14
U.
16
s.”.
Wij
doen
slechts
enkele
grepen,
genoeg
evenwel
om
het
belang
van
deze
oude
rekeningen
in
helder
licht
te
stellen.
H.
B.
Pieter
Artsen,
gezegd
Lange
Pier.
Eigen
Haard
23
Jan.
p.
63
schrijft
over
dezen
schilder,
3
Juli
1575
inde
Oude
Kerk
be
-
graven.
Aanleiding
is
het
ruim
2
Meter
hooge
beeld,
dat
hem
voorstelt
en
eerlang
geplaatst
zal
worden
in
één
der
nissen
van
het
Stedelijk
Museum.
Bijgevoegd
zijn
kiekjes
van
het
beeld
en
zijn
vervaardiger
Theo
van
Reyn.
J.
W,
E.
Six
van
Chandelier.
Inde
Nieuwe
Taalgids
jrg.
IX
(1915)
Nr.
1
wijdt
J.
Koop
-
mans
een
uitvoerige
studie
aan
den
amsterdam
-
schen
dichter
Johan
Six
van
Chandelier;
„Jacob
Six,
de
vader,
had
een
drogisten-winkel
inde
„Vergulde
Eenhoorn”
destijd
drie
huizen
ver
van
Joost
Hartgers,
den
uitgever,
die
zijn
winkel
had
op
den
hoek
van
de
Kalver
-
straat,
waar
later
het
gebouw
verrees
van
de
Groote
Club”.
De
schrijver,
bespreekt
aan
de
hand
der
Poesy
(Amsterdam
1657)
eenige
levensbizon
-
derheden
van
den
poëet,
die
vele
reizen
maakte,
waarvan
weden
weerklank
vinden
in
zijn
gedichten.
Een
reis
naar
het
Zuiden,
door
Frankrijk,
Spanje
en
Italië
had
plaats
in
1649
en
1650.
Hij
reisde
in
gezelschap
van
Antoni
Duivelier
en
Abraham
Grenier,
vierde
in
1651
in
Venetië
carnaval
en
kwam
door
Tyrol
naar
Neder
-
land
terug,
thans
in
gezelschap
van
den
land
-
schapschilder
Michiel
Soetens.
„Groot
is
het
aantal
tijdgenooten
die
Six
in
zijn
verzen
herdacht,
of
genoemd.
Schier
even
groot
het
aantal,
dat
slechts
door
voor
-
zichtige
ol
bescheiden
initialen
is
aangewezen”.
Var
het
dichterlijk
werk
van
Six
zegt
de
schrijver
tenslotte:
„het
schoone,
dat
hij
in
menig
welgeslaagd
vers
en
in
hoogstaande
sonnetten....
heeft
nagelaten,
heeft
onver
-
minderd
zijn
recht
te
bestaan
.
„Zulke
verzen
moge
in
nederlandsche
bloemlezingen
niet
ontbreken”.
v.
D.
Middeleeuwsch
kerkelijk
Amsterdam.
Inden
dezer
dagen
verschenen
inventaris
van
Hel
archief
van
het
kapittel
van
St.
Maria
op
het
Hof
te
’s-Gravenhage
(de
zoogenaamde
hofkapel),
bewerkt
door
jhr.
mr.
A.
H.
Har
-
tens
van
Sevenhoven
vindt
men
een
groot
aantal
stukken
beschreven,
die
betrekking
hebben
op
kerken
en
kloosters
van
het
oude
12