Tekstweergave van GA-1915_MB002_00019

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM door den klassieken gevel van het „Kommandantshuis” te worden vervangen. In dit klassiek karakter ging men voort; de Beurs aan den Dam, waarmede de volhar - ding van den heer Vander Hoop en de ijver van den architect Zocher in 1845 Am - sterdam hadden begiftigd, was een navolging van dein griekschen stijl gebouwde Hungerford Market te Londen. Eenige jaren vroeger had de Sociëteit „de Vriend - schap” aan den engelschen architect Hitchcock het ontwerpen van haar gebouw op den hoek van de Kalverstraat opgedragen, dat wij later, veranderd, als „Zee - manskoop” gekend hebben. Hier was ook een soort van klassieken stijl toegepast. De manufacturier Heyman, die zijn winkel op den anderen hoek der Kalverstraat had, liet de pui in iets, wat voor engelsche gothiek moest doorgaan, verbouwen. Zoo vertoonde de Dam in 1855 een vreemd mengelmoes van stijlen ; slechts de betrekkelijk geringe hoogte der gebouwen herinnerde nog aan den toestand van vroeger. In 1856 kwam het gedenkteeken voor 1830 inde plaats der vroegere Waag, maar het kon daarvoor geen vergoeding geven. Na 1870 verrezen de Groote Club en de winkel van Hajenius. UIT BOEK EN TIJDSCHRIFT De frontispiesen van het paleis-Raad - huis. Over dit onderwerp schrijft A. W. Weissman een artikel inden groenen Amster - dammer van 13 December. Omtrent de voor - genomen restauratie schrijft W. dit: „Voor het herstellen der frontispiesen wil het Rijk gebruik maken vaneen cement, die dooreen zekeren Professor Aerts te Brussel is uitge - vonden. Als het de bedoeling mocht zijnde Avendersteen, die verdween, door deze cement te vervangen, dan zou dit voor het werk van een groot kunstenaar als Aert Quellijn zeer te betreuren wezen. Inde negentiende eeuw heeft men zulke „restauraties” soms verricht, doch tegenwoordig wordt dit, terecht, als Aandalisme gebrandmerkt. Een vernieuwing der verdwenen of beschadigde deelen in Avendersteen zou bij kunstwerken, als de frontispiesen zijn, niet minder vandaalsch wezen ! Daarom is het te hopen, dat men er zich toe bepalen zal de frontispiesen goed te reinigen, deelen, die los mochten zitten, met cement of op andere wijze te, bevestigen en maatregelen te nemen, die verdere veront - reiniging onmogelijk maken. De moderne techniek kent middelen, die het verweeren van steen tegengaan en die hier ook gevoeglijk aangewend zouden kunnen worden. Zekerheid dient echter gegeven te worden, dat geen ver - nieuwingen in cement zullen geschieden. Het zou onverantwoordelijk zijn, wanneer Quei - lijn’s frontispiesen op zulk een onwaardige wijze werden opgelapt”. Wij zijn het in hoofd - zaak niet in alles met den heer Weiss - man eens ; men kan Quellijn’s beeldhouwwerk niet met Aerts’ cement oplappen. Maar allicht komt er niets van de zaak ; want het atelier van prof. Aerts te Brussel zal wel de gevolgen van den oorlog ondervinden ; misschien be - staat het niet eens meer. Na den oorlog vindt A. W. Weissman [slot volgt ) het stellig in België genoeg werk en zal het dus ons oud stadhuis wel met rust laten. H. B. Amsterdam en Leiden. Inde thans voltooide Stadsrekeningen van Leiden , 1390 1434, uitgegeven door mr. A. Meerkamp van Embden (Werken Historisch Genootschap, derde serie, no. 32 en 34) is herhaaldelijk sprake van Amsterdam. In Amsterdam worden allerlei benoodigd - heden gekocht, b.v. oorlogstuig, maar ook veel hout, zoo voor het stadhuis. Zoo vinden wij inde rekening van 1412/13 : „Die tym - meringhe upter stede huys an die baneken ende dat onderscot, ghecoft tot Aemsterdam 60 pruuske delen, tstic 7J bot, facit 30 'U. Van desen delen te brenghen van Aemster - dam, van scepen, van ontscepen ende up te draghen tezamen 37 s. 8 d”. Een andere, minder belangrijke, maar aardige bijzonder - heid : „Item so onse heer van Hollant (graaf Willem VI) die papegay tot Aemsterdam scieten soude, begheerde hi 2 waghenghe - sellen van den scutten mit him te reysen, des hoir waghenhuyr betailt Claes Jan Bruun - zoenszoen, so hi 4 daghe uut was 40 s.”. Ook is Amsterdam inde vijftiende eeuw reeds de stad var Holland, waar veel geldzaken worden verhandeld ; er wordt veel geld betaald en opgenomen ; soms lijkt Amsterdam een soort wisselkantoor. Zoo inde rekening van 1412/13: „Up Onser Vrouwenavont te lichtmis (2 Febr.) toghen tot Aemsterdam Pieter Butewech, Goswijn Claeszoen mitten ghelde, dair te be - talen, dat wij minen heer sculdich waren van der bede van Alre Goids heylighen daghe (1 Nov.), dair onse poorters voir upghehouden worden ende waren uut 3 daghe, van oost, sciphuyr, waghenhuyr, presenci 4 U. 17 s. Bd.”. Aan den anderen kant in 1420 : „Alsoe die van Aemsterdam, die tot Scoonhoven laghen, lijfrenten ghecocht hadden up die 11