Tekstweergave van GA-1915_MB002_00016

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM deeren die toezending temeer, daar het bun - deltje niet inden handel is. Het bevat verzen, door Ter Gouw bij verschillende gelegenheden gedicht inden trant van Van Lennep, aan wien zij ook voor een niet gering deel zijn gericht. Uit de biographie van Van Lennep’s kleinzoon weet men, welk een intieme ver - houding er bestond tusschen de auteurs van De Uithangteekens en Het Boek der opschriften ; in dezen bundel vinden wij nog allerlei gege - vens daarvoor, die voor de kennis van deze relatie vrtn gewicht zijn. Op een enkel na zijn deze verzen en sneldichten nog ongedrukt. Ter Gouw was stellig geen groot dichter ; maar hij wist het dikwijls zeer ter snede en ook beknopt te zeggen. Zoo deze parodie op het bekende, in 1853 weggenomen distichon op het gordijn van den schouwburg : Der kunsten God, aan ’t IJ verteerd tot vel en been, Speelt hier de ronsebons voor hoog en laag gemeen. En dit op Thorbecke’s standbeeld : Een pantalon een jas, een houten aangezicht Ziedaar het standbeeld, dat vandaag is opgericht. En dit snuifje voor forensen : Streelende voor mijn gevoel Is het bonte stadsgewoel: Daar is kracht en geest en leven. Die geen akkers kunnen geven Daarom, waar ik immer kwam, „Zalig’’, riep ik, „Amsterdam” En bij boeren, en bij ossen Bad ik: „Heer. wil mij verlossen.” Zoo is er meer, dat ook wel een aardigen kijk geeft op Ter Gouw’s denkbeelden. Er is ook heel wat politiek in dezen burdel; in zijn staatkundige gevoelens, die conservatief waren, staat hij onder Van Lennep’s invloed. Tezamen een kleine bijdrage voorde kennis van Ter Gouw en als zoodanig te waardeeren. H. B. VRAGENBUS (Antwoorden in te zenden Heerengracht 68) VRAGEN. Kaarseladeveer. Eén der dagelijksche expeditie-diensten tusschen Amsterdam en Haarlem heet van ouds de Kaarsela. De ver - klaring van dien naam is tot dusver niet gegeven. Herinner ik mij wel dan heeft jaren geleden wijlen F. W. van Eeden er een volks - etymologische verbastering in willen zien van het spaansche woord carcelaje, het sluit - of kerkerloon, dat een gevangene soms aan den cipier betaalde; inde richting vracht, vrachtschuit zou dan de oplossing te vinden zijn. Die verklaring is niet aanvaard, maar evenmin verbeterd. Ook Van Dale had reeds te voren inden tweeden druk zijn Woordenboek (1872) het spaansch er bij te pas gebracht. Oorspronkelijk was, zegt hij carcelado, kleine gevangenis de naam van het vaartuig, dat gevangen Friezen van Harlingen naar Amsterdam moest over - brengen, wat later als kaarselade, overging op het beurtveer tusschen beide steden. Indien inderdaad dit beurtveer aldus genoemd werd, zou kaarselade niet uitsluitend een amster - damsch-haarlemsch woord zijn geweest. Van Dale’s verklaring lijkt echter minder bevre - digend dan die van Van Eeden en wordt, dunkt me, terecht voorbij gegaan door Boe - kenoogen. In zijn Zaansohe volkstaal haalt hij iemand aan die in 1714 met de kaarselaad naar Haarlem gevaren is en verwijst verder naar Wagenaar’s Amsterdam II 501, waar blijkt, dat na het graven der trekvaart tus - sche Amsterdam en Haarlem in 1632 sedert circa 1700 aldus genoemd werden de buiten - schuiten, dat zijn dus de schepen die door het Water, IJ en Spaarne, niet door de trekvaart de communicatie tusschen beide steden onder - hielden. In zijn tijd (1765) voeren dagelijks drie diensten van beide steden af. Voor een afleiding uit het spaansch blijft het echter bevreemdend, dat eerst na onzen spaanschen tijd dit woord gebezigd zou zijn; want Van Dale laat ons inden steek zelfs om - trent de eeuw, waarin gevangen Friezen naar Amsterdam met die „kleine gevangenis” gebracht zouden zijn. Inde achttiende eeuw hadden deze haar - lemsche buitenschepen hun ligplaats op het Water tusschen de Papen- en de Oudebrug. thans ligt de Kaarselade hier Brouwersgracht bij deHeerenmarkt, in Haarlem Spaarne bij de Gra - vesteenenbrug. Omstreeks 1880 is de goede naam van de Kaarsela of het haarlemsche (amsterdamsche) buitenveer vervangen door die van het kaarseladeveer. Kaarselaar is niette - min de gemeenzame benaming gebleven. Van - waar echter de naam en is deze een speciaal haarlemsch-amsterdamsche? J. W. E. ANTWOORDEN. Stadsplan van Petrograd. Als men de plattegronden van Amsterdam en Petro - grad naast elkander legt, en daar vooral let op de oudste gedeelten, blijkt er, dunkt mij, niet veel van navolging van het amsterdam - sche stratenplan. Maar van de legende kan toch wel iets waar zijn ! Ik weet niet of Peter de Groote daar, evenals de Amsterdammers hier, begon met op stevig zand te bouwen. Maar dan moet men toch, even als wij hier, al spoedig in het moeras geraakt zijn. Want die heele buurt was één groot moeras. En dan kan de groote Czaar hier best geleerd hebben, dat dit niet zoo veel hinderde. Men bouwde den - kelijk eerst van hout, even als hier. En ging er bij den oogenschijnlijk onuitputtelijken voorraad even roekeloos mede om, als wij hier. Ik heb ineen amsterdamsch huis gewoond, waar de dakspanten eenvoudig dikke eiken kromhouten waren, zoodat de zolder een omgekeerd schip leek. In Petersburg staan alle steenen huizen van eenige beteekenis óók op palen. Wat dit betreft kan dus het bericht van het N. v.d. D. wel een grond van waarheid hebben. A. G. C. van Duyl Senior. 8