Tekstweergave van GA-1915_MB002_00011
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
In
1484
is
voor
het
eerst
sprake
van
broodwegers,
tevens
keurders,
vier
„goede
mannen”,
met
name
Gerrit
Gerst,
Goossen
Pietersz.,
Claas
Klein
en
Jan
Pietersz.
Zij
moesten
wekelijks
op
straffe
van
zelf
beboet
te
worden
bij
de
bakkers
rond
-
gaan,
het
brood
wegen
en
den
prijs
bepalen.
Deze
werd
dan
aan
de
deuren
der
beide
parochiekerken,
de
Oude
en
de
Nieuwe
Kerk,
aangeslagen.
leder
bakker
moest
zijn
brood
merken
;
men
mocht
tarwe-,
rogge-,
gerste-
en
haverbrood
bakken,
doch
deze
granen
niet
vermengen.
Ten
Stadhuize
werden
twee
„buidels”
opgesteld,
om
het
meel
„door
te
slaan”,
naar
welker
grootte
de
bakkers
zich
konden
richten.
In
1530
was
het
reeds
een
oud
gebruik
dat
op
Sint
Hubertusdag,
3
November,
twee
broodwegers
werden
gekozen,
uit
de
bakkers
zelven.
In
1557
werd
echter
besloten
„luyden
van
fatsoen”
aan
te
wijzen
uit
de
leden
der
vroedschap
of
uit
de
voornaamste
ingezetenen.
Later
ontstond
een
college
van
acht
personen
„tot
het
zetten
en
het
wegen
van
het
brood”
;
het
was
samengesteld
uit
vier
graanhandelaars
en
vier
bak
-
kers.
Inde
17e
eeuw
kwamen
deze
heeren
eiken
Zaterdagmiddag
ten
Stadhuize
bijeen
om
prijs
en
gewicht
vast
te
stellen
:
hunne
besluiten
werden
vermeld
op
vier
billetten,
die
aan
het
Stadhuis,
de
Oude
en
Nieuwe
Kerk
en
op
de
korenmarkt
werden
aan
-
geplakt.
Sinds
1689
ontvingen
de
bakkers
zulk
een
billet
aan
huis,
waarvoor
zij
een
stuiver
moesten
betalen.
In
174
1
werd
bepaald
dat
dit
„biljet
van
de
zetting
dui
-
delijk
zichtbaar
inden
winkel
moest
worden
opgehangen,
terwijl
bovendien
op
de
toonbank
een
schaal
met
gewichten
aanwezig
moest
zijn,
opdat
ieder
kooper
zijn
gekochte
waar
zou
kunnen
wegen.
Het
was
streng
verboden
de
bakkers
voor
de
nadering
der
broodwegers
te
waarschuwen;
met
niet
minder
dan
een
boete
van
/
300
werd
dit
misdrijf
bedreigd.
Dezelfde
boete
stond
op
het
verkoopen
van
brood
onder
de
zetting,
terwijl
bovendien
een
bakker,
die
dit
deed,
gedurende
zes
weken
zijn
winkel
moest
sluiten.
Op
het
„qualijck
toespreken,
beletten
of
misdoen
der
broodwegers
stond
een
boete
van
zes
gulden,
die
in
1689
tot
/
50
en
bij
herhaling
tot
/
100
werd
verhoogd
!
In
tijden
van
groote
duurte
werd
door
de
stedelijke
regeering
het
brood
voor
on
-
vermogenden
beneden
den
bij
de
zetting
vastgestelden
prijs
beschikbaar
gesteld
,
het
verschil
werd
aan
de
bakkers
vergoed.
Het
bovengenoemde
college
tot
het
zetten
en
wegen
bleef
bestaan
tot
30
September
1811,
toen
het
gesplitst
werd
en
er
vier
broodwegers
optraden,
op
een
salaris
van
400
francs,
en
daarnaast
onbezoldigde
commissarissen
tot
de
zetting
werden
aan
-
gesteld.
In
1823
trok
het
provinciaal
bestuur
het
toezicht
op
de
zetting
aan
zich,
zoodat
de
stedelijke
commissarissen
wegvielen,
totdat
bij
besluit
van
Burgemeester
en
Wethouders
van
12
October
1847
weder
eene
commissie
tot
regeling
van
den
prijs
der
zetting
van
het
brood
in
het
leven
werd
geroepen,
bestaande
uit
het
raadslid
J.
W.
van
den
Broek
en
de
heeren
H.
Rahusen
en
F.
van
Heukelom.
De
eerst
-
genoemde
werd
in
1848
vervangen
door
het
raadslid
mr.
Anth.
Backer
Jr.,
terwijl
in
1851
in
plaats
van
den
heer
Van
Heukelom
de
heer
S.
Cats
Bussemaker
optrad.
Onder
den
invloed
der
economische
begrippen
van
dien
tijd
stelde
deze
commissie
zelve
in
1852
voor
om
de
broodzetting
te
doen
vervallen
;
11
Augustus
van
dat
jaar
benoemde
de
Gemeenteraad
eene
commissie
tot
onderzoek
dezer
aangelegenheid.
9
Maart
1853
besloot
de
Raad
met
26
tegen
4
stemmen
tot
afschaffing.
Aangezien
echter
om
tot
de
vaststelling
eener
verordening
op
de
kwaliteit
van
het
brood
te
kunnen
komen,
een
Koninklijk
Besluit
van
1843
gewijzigd
moest
worden,
duurde
het
tot
14
Juli
1854
eerde
afschaffing
werkelijk
plaats
had.
Op
den
prijs
van
het
brood
oefende
de
afschaffing
van
de
zetting
aanvankelijk
geen
invloed.
Terwijl
toch
de
prijs
vaneen
kilogram
gebuild
tarwebrood
inde
eerste
helft
van
1854
wisselde
tusschen
37J
en
35
2
cent,
liepen
de
schommelingen
na
de
afschaffing
van
35J
tot
38.
In
December
was
de
prijs
38
cent,
terwijl
volgens
de
bere-
3