Tekstweergave van GA-1914_MB001_06008
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
gebruik
temeer
in
zijn
historische
galerij
kunnen
bijzetten
!”
K.
De
eischen
van
het
verkeer.
In
eene
op
24
Maart
gehouden
vergadering,
belegd
door
de
Vrijz.
Kiesv.
„Vooruitgang”
heeft
de
architect
A.
W.
Weissman
eene
voordracht
gehouden
over
de
eischen
van
het
verkeer
te
Amsterdam.
De
spreker
wees
er
op
dat
de
plaats
voor
de
stichting
van
Amsterdam
niet
bepaald
is
door
de
eischen
van
het
verkeer
te
land.
Immers
die
plek,
omgeven
door
plassen
en
moerassen,
lag
niet
aan
de
oude
heirwegen,
maar
was
overland
slechts
te
bereiken
langs
kronkelende
dijken.
Amsterdamwas
het
ge
-
makkelijkst
te
water
te
bereiken.
Men
gaf
dan
ook
aan
varen
de
voorkeur.
En
dit
verklaart,
waarom,
toen
Amsterdam
inde
14e,
de
15e,
de
16e
en
de
17e
eeuw
werd
uitgebreid
steeds
op
die
zijde
van
het
vraagstuk
gelet
werd.
In
het
oude
gedeelte
van
de
stad
vindt
men
niets
dan
nauwe
straten,
en
met
die
nauwe
straten
werd
tot
de
tweede
helft
der
negentiende
eeuw
genoegen
genomen.
K.
VRAGENBUS
(Antwoorden
in
te
leveren
Heerengraoht
68).
ANTWOORDEN.
Mietje
Mannheim.
—Nu
Mietje
Mannheim
dood,
bezongen
en
weder
begraven
is,
kan
het
wellicht
nog
nut
hebben
aan
hare
wederop
-
standing
te
herinneren.
Zoo
tusschen
de
jaren
’yo
en
’Bo
(omstreeks
1877
heb
ik
het
nog
ge
-
zien)
kom
men
op
de
Noordermarkt,
tijdens
de
voorjaarskermis,
een
kermisklant
zien
staan
die
een
zwart
geschilderd
houten
kistje
beheerde.
Op
het
kistje
was
geschilderd
:
„de
opstanding
van
Mietje
Mannem”
en
tegen
een
der
kanten
was
een
roos
aangebracht.
Met
een
buksje
mocht
men,
na
een
cent
te
hebben
geofferd,
tegen
de
roos
schieten.
Raakte
het
schot,
dan
vloog
de
deksel
van
het
kistje
los
en
kwam
er
een
in
roode
lappen
gewikkeld
poppetje
uit
de
doos,
hetgeen
Mietje
heette
voor
te
stellen.
De
prijs
op
raak
schieten
gesteld
was
:
een
sigaar.
S.
P.
L’HoNORé
Naber,
Mietje
Mannheim.
Daar
ik
las,
dat
de
moordenaar
van
M.
Manheim
uit
Leiden
af
-
komstig
was,
informeerde
ik
hier
ter
stede
naar
bijzonderheden,
omtrent
deze
gerucht
-
makende
zaak.
Volgens
mijne
zegslieden,
allen
tijdgenooten
van
den
dader,
is
deze
vrouw
niet
vermoord
wegens
het
ronselen,
doch
wegens
het
verbieden
van
„verkeering”
tus
-
schen
den
dader
en
een
bij
haar
inwonend
nichtje.
De
dader
ontkwam
aan
het
schavot,
doordat
zijne
moeder
persoonlijk
gratie
ging
vragen
aan
den
Koning;
zijn
straf
werd
ver
-
anderd
in
20
jaren
gevangenis.
Naderhand
is
hij
weer
hier
ter
stede
komen
wonen,
waar
hij
een
handel
in
antiquiteiten
dreef.
Hij
was
een
vurig
aanhanger
van
het
Heilsleger
ge
-
worden.
De
liedjeszanger
Meijer
was
ook
een
Leidenaar.
Hij
oefende
het
beroep
uit
van
kok
in
studenten-eethuizen.
Later
heeft
hij
zich
geheel
gewijd
aan
het
dichten
en
zingen
van
dergelijke
liederen.
Vermoedelijk
is
ook
het
besproken
lied
van
Mietje
van
hem,
daar
hij
den
dader
en
diens
familie
kende.
Het
lied
werd
hier
algemeen
gezongen,
totdat
de
moeder
van
den
jeugdigen
moordenaar
van
burgemeester
Van
den
Brandeler
gedaan
kreeg,
dat
het
in
hare
buurt
op
de
Haarlemmerstraat,
door
de
politie
verboden
en
belet
werd.
Leiden.
B.
Jodenkettingen.
In
verband
met
de
vraag
van
den
heer
S.
M.
S.
Modderman
(blz.
32)
zij
verwezen
naar
een
artikel
van
T.
Tal
inde
Bijdragen
en
Mededeelingen
van
„Die
Haghe”
van
1900,
blz.
95
vlg.
getiteld
Haagsche
bruggen
Eene
Joodsche
kwestie.
Naar
aanleiding
vaneen
correspondentie
van
den
altdorfer
hoogleeraar
Wagenseil
met
den
deventer
hoogleeraar-burgemeester
Gisbertus
Cuperus
inde
Koninklijke
Bibliotheek,
be
-
spreekt
deze
de
vraag
voor
Den
Haag.
Het
blijkt,
dat
de
zaak
samenhangt
met
Jeremia
XVII,
21
vlg.
waar
o.a.
dit
verbod
staat
te
lezen
:
„En
het
zal
geschieden,
indien
gij
naar
Mij
luistert,
luidt
des
Eeuwigen
spreuke,
dat
gij
ook
geen
last
inbrengt
binnen
de
poorten
dezer
stad
op
den
Sabbathdag
en
op
denzelven
geen
werk
verricht”.
Teneinde
aan
dat
voor
-
schrift
te
kunnen
voldoen,
moesten
de
poorten
worden
of
althans
kunnen
worden
gesloten.
Dat
was
in
onze
oude
steden,
alle
ommuurd,
gemakkelijk
genoeg;
doordat
teeken
van
afsluiting
was
naar
ritueel
voorschrift
aan
de
stad
het
karakter
gegeven
van
privaat
bezit
der
gemeenschap.
Den
Haag,
dat
geen
muren
en
poorten
had,
moest
zich
dus
op
andere
wijze
redden.
Met
toestemming
van
den
magistraat
plaatste
men
bij
de
ingangen
der
stad
paaltjes
met
kettingen
;
zelfs
werden
sommige
bruggen
veranderd
in
ophaalbruggen,
waar
dat
zonder
veel
bezwaar
kon
geschieden.
Reeds
op
het
einde
der
zeventiende
eeuw
is
dat
in
Den
Haag
gebeurd.
Naar
men
weet,
zijnde
paaltjes
met
kettingen
in
Den
Haag
nog
steeds
aanwezig.
Wat
Amsterdam
betreft,
de
reden
van
de
plaatsing
der
paaltjes
met
kettingen
is
natuurlijk
hier
dezelfde
ge
-
weest
als
in
Den
Haag.
Maar
Amsterdamwas
een
ommuurde
en
omgrachte
stad,
zoodat
hier
aan
den
joodschen
ritueelen
eisch
was
voldaan.
De
kwestie
kan
hier
eerst
zijn
op
-
gekomen,
toen
de
poorten
en
wallen
zijn
ge
-
slecht
en
vaste
bruggen
over
de
vestinggracht
zijn
gelegd.
Dat
heeft
inden
loop
der
ne
-
gentiende
eeuw
plaats
gehad,
Uit
dien
tijd
moeten
dus
ook
de
Jodenkettingen
te
Amster
-
dam
dagteekenen.
Wellicht
weet
iemand
den
tijd
meer
te
preciseeren.
H.
B.
40