Tekstweergave van GA-1914_MB001_06004
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
Chrisxiaan
II
en
Sigbrit
Willems.
Inde
op
14
April
te
Utrecht
gehouden
jaar
-
vergadering
van
het
Historisch
Genootschap
heeft
dr.
G.
W.
Kernkamp,
hoogleeraar
te
Utrecht,
inden
vorm
eener
causerie,
mede
-
deelingen
gedaan
over
Christiaan
II
van
Dene
-
marken
en
zijne
betrekkingen
tót
de
Neder
-
landen.
De
spreker
gaf
daarbij
een
overzicht
van
de
bestaande
bronnen,
waarbij
hij
op
-
merkte
dat
de
oudere
nederlandsche
schrij
-
vers
over
het
onderwerp,
inden
aanvang
der
19e
eeuw,
met
name
A.
R.
Falck
en
Meerman,
later
IJssel
de
Schepper,
in
onvoldoende
mate
kennis
hadden
genomen
van
de
Scan
-
dinavische
litteratuur.
Dit
kon
niet
gelden
van
de
studie
getiteld
Sigbrit
Willems,
een
amsterdamsche
vrouw
in
het
Noorden
in
1903
verschenen
in
het
jaarverslag
van
het
Kon.
Oudheidkundig
Genootschap
door
A.
N.
J.
Fabius,
die
blijkbaar
ook
had
geput
uit
het
werk
van
den
deenschen
historicus
Allen.
Prof.
Kernkamp
zelf
was
tot
een
nieuwe
bron
doorgedrongen,
te
weten
de
rekeningen
van
Pompejus
Occo,
groot-bankier
en
koopman
te
Amsterdam,
ij
verig
humanist
en
maecenas,
kerkmeester
van
de
Heilige
Stede,
geldschieter
van
de
stad
Amsterdam
en
in
het
bij
zonder
van
Christiaan
II
van
Denemarken.
Uit
die
admini
-
stratie
blijkt
o.a.
dat
de
koning
bij
zijn
eerste
bezoek
aan
ons
land,
met
het
doel
bij
zijn
zwager
Karei
V
steun
te
vinden,
door
Pom
-
pejus
Occo
werd
geholpen
als
bemiddelaar
en
tevens
als
geldschieter.
De
heeren
van
zijn
gevolg
werden
met
geld
van
Occo
geheel
uit
-
gedoscht
zoodat
zij
naar
het
behoorde
konden
verschijnen
aan
het
hof
te
Brussel
en
bij
hun
afvaardiging
naar
Engeland.
Maar
tegelijk
hielp
de
amsterdamsche
bankier
hem
aan
afschriften
uit
de
keurboeken
der
voornaamste
nederlandsche
steden.
Langs
dien
weg
zijn
tal
van
nederlandsche
rechtsbeginselen
inde
deensche
wetgeving
overgegaan.
Bij
de
toe
-
passing
daarvan,
bij
de
regeling
van
de
finan
-
ciën,
het
muntwezen,
het
onderwijs
enz.
volgde
de
Koning
voor
een
groot
deel
den
raad
van
Sigbrit,
de
moeder
van
zijne
minnares
Duifje
of
Duveke.
Omtrent
die
merkwaardige
vrouw
gaf
prof.
Kernkamp
een
aantal
nieuwe,
althans
hier
te
lande
nog
weinig
bekende
bijzonderheden.
Haar
naam
moet
oorspronke
-
lijk
Sieberig
zijn
geweest,
dat
op
een
west
-
friesche
afkomst
duidt.
Zoo
heeft
zij
zich
ook
wel
geteekend,
In
het
bijzonder
stond
spr.
stil
bij
haar
lotgevallen
inde
laatste
levens
-
periode,
nadat
zij
met
het
koninklijk
gezin
uit
Kopenhagen
was
gevlucht
naar
Nederland.
Wel
heeft
de
Koning
haar
toen
tegenover
de
landvoogdes
verloochend,
maar
uit
de
boeken
van
Pompejus
Occo
blijkt
dat
hij
toch
zorg
voor
haar
droeg.
Men
weet
dat
zij
zich
ver
-
borgen
heeft,
eerst
te
Utrecht,
toen
inde
lan
-
den
van
Gelre.
Daarna,
omstreeks
1531
was
men
haar
spoor
bijster.
Uit
de
onderzoekingen
inden
Duitscher
Höpke
echter
is
duidelijk
geworden
dat
zij
een
jaar
later
was
opgesloten
inde
staatsgevangenis
te
Vilvoorde.
Ditismerk
-
waardiger
wijze
voor
den
dag
gekomen
door
de
stukken
behoorende
bij
de
instructie
tegen
den
bekenden
jonker
Hendrik
van
Antwerpen,
die
te
Amsterdam
werd
gevangen
genomen.
Door
de
torture
hoopte
men
van
hem
bewijs
-
materiaal
te
verkrijgen
tegen
„la
vieille
a
Vil
-
vorde”
om
ook
haar
eindelijk
te
berechten
„ce
(
i
ui
serait
une
belle
décharge”.
Tegenover
prof.
Bussemaker
verdedigde
de
heer
Kernkamp
zijn
overtuiging
dat
hier
van
niemand
anders
sprake
kon
zijn
dan
van
moeder
Sigbrit.
Bij
het
debat
werden
nog
opmerkingen
gemaakt
door
prof.
Blok,
prof.
Pijper
en
den
heer
J.
F.
M.
Sterck.
q.
b.
v.
Het
Amsterdamsche
Ghetto.
In
het
tijdschrift
Die
Welt
auf
Ketsen
geeft
Edward
Stilgebauer,
onder
den
titel
Vom
Amster
-
damer
Getto,
eine
Reiseerrinnerung,
weer,
wat
hem
bij
een
bezoek
aan
den
Jodenbuurt
bij
-
zonder
heeft
getroffen.
Allereerst
de
namen
aan
de
huizen,
welke
aan
Spinoza
en
Uriel
Acosta
herinneren,
alsmede
de
opschriften
op
deuren
en
vensters
in
hebreeuwsche
letter
-
teekens,
welke
alleen
voor
ingewijden
zijn
te
ontcijferen.
Daarna
de
negen
synagogen
waarin
de
joodsche
bevolking
hare
godsdienstoefe
-
ningen
houdt.
Ook
op
dezen
bezoeker
heeft
de
grootste
dezer
kerkgebouwen,
die
der
portu
-
geesch-israëlitische
gemeente,
niet
nagelaten
een
sterken
indruk
achter
te
laten,
door
zijn
eenvoud
en
door
zijn
entree,
door
den
voorhof
met
de
beide
eenzame
boomen.
De
Jodenbreestraat
wordt
door
Stilgebauer
vergeleken
met
de
Börnestrasse
te
Frankfort,
waarin
nog
het
stamhuis
der
Rothschild’s
te
vinden
is.
Echter,
inde
Breestraat
is
alles
uitgestrekter,
grooter,
menigvuldiger
als
het
ooit
in
Frankfort
was.
Evenals
daar,
ook
bij
ons
uitdragerswinkels,
en
magazijnen
met
antiquiteiten
en
oude
spullen,
welke
zoo
ty
-
pisch
nog
alleen
maar
worden
aangetroffen
inde
buurt
van
de
Pontovecchio
te
Florence.
Het
is
een
stad
op
zich
zelf,
een
oostersche
kolonie
te
midden
vaneen
germaansche
be
-
volking.
Van
den
vroegen
morgen
tot
den
laten
avond
loopen
de
bewoners
dezer
buurt
van
het
eene
einde
van
de
groote
stad
naar
het
,
andere,
luid
roepend
om
hunne
waren
aan
den
man
te
brengen.
Na
een
kort
woord
over
het
Rembrand
thuis
vermeldt
de
schrijver
het
Waterlooplein,
waar
hij
blijkbaar
tot
zijn
ver
-
wondering,
„mit
dem
Rücken
sich
an
das
Juden
-
viertel
lehnend”
,
een
prachtig,
mooie
kerk
vindt,
gewijd
aan
den
H.
Antonius
van
Padua.
Met
een
kort
woord
over
dit
Godshuis
besluit
hij
zijn
artikel.
D.
Smit.
LANGS
DEN
WEG
De
Dambebouwing.
Men
schrijft
aan
de
N.
Rott.Crt.
(6
April
Av.
B.):
„De
Dambebou
-
wing
schijnt
getorend
en
betonend
te
moeten
36