Tekstweergave van GA-1914_MB001_05004

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM de verzameling en haar oude huis gekend heb - ben, zullen iets dat zij als een, zij het ook verre, zeker bezit beschouwden, met droefheid inde rij der herinneringen bijleggen”. D. K. Het menniste zusje is een artikel van wijlen C. N. Wybrands met eenige noten herdrukt door prof. dr. J. Six in het jongste verslag van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap. Allerlei amsterdamsche ele - menten worden in het geding gebracht om de tweeërlei beteekenis van de uitdrukking menniste zusje te verklaren. Daaronder zij in het bijzonder gewezen op een familie - tafereel Bierens (1663) door Hendrik Maar - tensz. Sorgh, naar het schilderij bij ons lid mr. Jac. Bierens de Haan en de afbeeldingen Louis-XVI uit het patroonboek der omstreeks 1817 opgeheven katoendrukkerij Overtooms - welvaren aan de Overtoom, dat berust inde verzamelingen van het Genootschap. De eigenaar dier katoendrukkerij \yaren de doops - gezinde Pieter de Clercq Senior en Junior (1748—1805). Het is misschien niet te onpas in dit ver - band even te memoreeren, dat in het begin der 18e eeuw inde amsterdamsche musico’s bekend was een dansmelodie de marsch van Oxenstierna of het katoendrukkerswelvaren en dat vier houtendrukblokken (23 x 18) voor katoendruk, waarvan drie ingeslagen met geel - koperen pennetjes volgenspatroonteekening in mijn bezit zijn. J. W. E. Max Liebermann. Overgekomen uit Wannsee ter gelegenheid der begrafenis van Josef Israëls, deed hij met Erich Hancke een wandeling door de Jodenbuurt. Opgewonden vertelt deze onder den titel Mit Liebermann in Amsterdam daarvan in Kunst und Künstler XII (Oct. 1913) 9 vlg. Beschreven wordt een kamer boven een kroegje, van waaruit Lie - bermann zijn „schönsten Judengassen” schil - derde, en de schoenlapperswerkplaats van een diamantwerker inde Breestraat hem van vroeger ook bekend. Vlooienburg, de portu - geesch-israëlitische-synagoge, prof. Allebé, het Doelen-hótel, Rijksmuseum met de Nacht - wacht „die unheimliche Macht des unge - heuren Werkes nahm uns doch immer wieder und wir verstummten” en andere be - kende stukken, American-hótel, Vondelpark, Begijnhof en de kunsthandelaars Van Wis - selingh en Frederik Muller, waar hij in ge - sprek was met „een junger, rothaariger Ange - stellter, den Liebermann sehr gern hat”, worden min of meer uitvoerig gememoreerd. Elf auto’s met amsterdamsche motieven zijn aan het opstel toegevoegd o.a. een topografisch belangrijke potloodteekening'uit 1876 van de Snoekjesgracht. J. W. E. Tooneel. In het Maandblad voor munt en penningkunde febr. p. 17 schrijft A. Saai - born over Rederijkers en schouwburg, in het bijzonder te Amsterdam. Afgebeeld worden vrijmerken van In liefd’ bloeyende, van de Brabantsche Kamer (o.a. ten name van Gerrit Brandt 1615), de Nederduitsche Academie en de Amsterdamsche Kamer. J. W. E. Stadsschoon. „Wij zijn niet verwend ten aanzien van de juistheid en onpartijdigheid, waarmee vreemde touristen ons land en ons volk plegen te beschouwen. Een zeer gun - stige uitzondering daarop maakt een boekje van den Belg L. Dumont-Wilden (Amsterdam et Haarlem, Paris, Libr. Renouard), dat door den heer Tutein Nolthenius in de Gids be - sproken wordt als ; Hollandsche steden bezien met belgische oogen. Dumont-Wilden beziet de twee steden vooral uit het oogpunt van het kunstschoon, dat ze bergen in haar musea, maar toch ook om zichzelf om haar eigenaardig stadsschoon, en het is wel goed dat ons publiek eens verneemt hoe de vreemdeling dit waar - deert en ervan geniet, waar velen onzer zich liefst maar zouden haasten, de hollandsche steden tot troostelooze werk- en verkeers - centra te misvormen”. ( Nieuws van den Dag 3 Maart). J. W. E. Schoolmuseum. Over het Nederlandsch schoolmuseum schrijft P. L. van Eyk Jr. in Maandblad voor Bibliotheekwezen (febr. 23) Het werd geopend 24 dec. 1877 en was geves - tigd Paleis voor Volksvlijt, Openbare Han - delsschool (1879), Louise-Bewaarschool (1894). Thans is het in het gebouw van deze opgehe - ven school Prinsengracht 151. De benoodigdc gelden worden gevonden door contributies en subsidies van het Rijk, Noordholland, Amster - dam, Rotterdam, Haarlem en Leiden. J. W. E. Welvaart. Ineen studie over het haag - sche kohier van den soosten penning van 1627 vergelijkt dr. H. E. van Gelder de medege - deelde cijfers met die van het amsterdamsche kohier van den zoosten penning van 1631 en komt tot de conclusie dat de verhouding der bezitters tot de niet-bezitters in Amsterdam was bijna die van 1 tot 4, inden Haag nog niet 1 tot 2. Bij gelijkmatige verdeeling van het totaal bedrag zou zijn per gezin het bezit in Amsterdam 18.868 gld. inden Haag 22.900 gld. Den Haagwas dus in volstrekten zin rijker, en moest een weelderiger indruk maken dan Amsterdam, doordat men er in verhouding tot de rijken zooveel minder armen zag. (Die Haghe 1913, 12,14) J. W. E. Politie. Of het in andere gemeenten gebruikelijk is, weet ik niet, hier in Amster - dam worden de officianten bij het politiecorps genoemd naar de initialen hunner positie b.v. die en die is I.T. d.i. inspecteur toegevoegd. Zoo heet de hoofdcommissaris de H.C. Gaan- 28