Tekstweergave van GA-1914_MB001_05003

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM Bij ons begrijpen dit slechts weinigen. Er wordt tegenwoordig gesloopt en geslecht met ruwe hand ; meer dan ooit doet zich de wensch naar ruimte gelden , geheele rijen mooie, oude huizen vallen onder hamer en breekijzer, onder protest van slechts enkele stemmen, die in herinnering brengen, dat daar de oorkonden verdwijnen van Nederlands besten en mooisten tijd. En wat geeft men ons inde plaats voor de wegbrokkelende schoonheid van het oude Amsterdam?. . . Luttel nieuwe schoonheid! ... De man, die deze trachtte te brengen, heeft men verguisd, en de rustige kracht van zijn grootsch, logisch, individueel kunstwerk, de Koopmansbeurs, inde schaduw gezet van poenige bouwmonsters. Wat zou de groote bouwmeester van ~ t Stadhuis gezegd hebben van de buren, welke men aan zijn meesterwerk heeft opgedrongen ? . . . O! wie zal het de geheele burgerij in ’t hart prenten, dat bij elke vraag naar verwijding en vernieuwing, de kwestie van behoud van het mooie oude op den voorgrond moet staan ?. . . Want elk fraai oud geveltje, dat onder sloopershanden valt, brengt ons een stap nader tot die zeer talrijke groep van steden, even groot als Amsterdam, tegenover welke het Buitenland zich indifferent voelt, omdat ze het bizondere, persoonlijke, oude missen, dat thans nog immer onze klacht is. Dit boven alles geeft ons rang en staat, is ook een onzer voornaamste bronnen van welvaart: en geen offer mag te zwaar zijn, om het te bestendigen en te ver - hoogen ... als het kan. Men geve er zich toch rekenschap van, dat er van ons prachtig oud stadsbeeld een groote reclamekracht uitgaat, en bekendheid is meer dan ’t halve succes, óók op economisch gebied. J D C Van Dokkum. UIT BOEK EN TIJDSCHRIFT De Nederlandsche Financier, dage - lijksche Beurscourant. Dit blad, door de naaml. venn. „De Nederlandsche Financier” alhier, directeur-uitgever M. H. Binger, be - stond op 2 Februari 1.1. 50 jaar. Ter gelegen - heid van dit jubileum is een feestnummer verschenen, waarin de heer Binger een over - zicht geeft van de geschiedenis van het blad. Daaruit blijkt dat stichter is geweest de heer P. M. van der Made, een broeder van den in financieele en industrieele kringen welbeken - den directeur der Koninklijke Fabriek van Stoom- en andere Werktuigen hier ter stede. De Nederlandsche Financier zag het licht in de drukkerij van den heer Vander Made, Stilsteeg no. 2. Aanvankelijk verscheen het blad alleen Dinsdags en Vrijdags, Na het over - lijden van den stichter traden 1 Juli 1873 de heeren H. en I. M. Binger als directeuren - uitgevers van het blad op. K. Boekhandel. Inde jongste 16e afleve - ring van De amsterdamsche boekdrukkers en uitgevers inde zestiende eeuw bespreekt dr. C, P. Burger de werkzaamheid van onder - scheidene drukkers en uitgevers o.a. Nicolaas Biestkens de Jonge, en Harmen Allertsz. Dc aandacht zij gevestigd op do beschouwin - gen over den plattegrond van Amsterdam van Pieter Bast (p. 332 vlg.), de kaart van Noord - holland van Jan Joost (p. 339), en de onge - dateerde Olandis Gelriegue helium (p. 379 vlg), voor de amsterdamsche geschiedenis inde allereerste jaren der zestiende eeuw van bij - zonder belang. J. W. E. Verzameling Six. De Vossische Zeitung van 9 Maart j.l. heeft een artikel van Paul Fechter over Das Haus des Jan Six, dat, met het oog op het drukke verkeer inde Vijzel - straat, waarschijnlijk onder sloopershanden zal vallen. De schrijver zegt o.a. : „Wie Hol - land kent, kent ook dit huis van burgemeester Six. Kenschetsend is het dat, wanneer men aan de Stadhouderskade aan het gebouw van het duitsche Consulaat aanbelt om eene in - troductie te vragen ten einde de verzameling te bezoeken, de beambte die u te woord staat uw vriendelijk „goeden morgen” niet met een tegengroet beantwoordt, maar alleen met het woordje „Six”. Na een en ander vertelt te hebben over het huis van professor Six en over de daarin aanwezige kunstschatten, •besluit de schrijver aldus : „En dit huis zal nu, wanneer de berichten juist zijn, den moker ten offer vallen. Met leedwezen moet men er in berusten, omdat huis en verzameling een zoo innig geheel vormen. De schilderijen zullen op een andere, plaats misschien nog beter tot hun recht komen, de atmosfeer, waarin ze hier geplaatst zijn, zal men moeilijk weer kunnen aanbrengen. De eischen van het verkeer mogen de ver - woesting onvermijdelijk maken ; degenen die 27