Tekstweergave van GA-1914_MB001_04005
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
Veneti'é
in
Den
Haag,
1616—1623
komen
bij
-
zonderheden
voor
omtrent
den
handel
van
de
amsterdamsche
regenten
Adriaan
Pauw
en
Jonas
Witsen
op
Venetië;
het
blijkt
dat
zij
zout
vervoerden
naar
Goro,
wat
de
regeering
van
Venetië
in
1618
trachtte
te
beletten
door
de
inbeslagneming
der
schepen
(blz.
168
vlg.
177
vlg.,
185
vlg.).
Ook
de
schepen
voor
de
expeditie
vangraaf
Johan
Ernst
van
Nassau
naar
Venetië
in
1616
waren
grootendeels
te
Amsterdam
gehuurd
(blz.
25
vlg.)
H.
B.
Rembrandt.
In
het
Midden
(20
Sept.
p.
14)
bericht
W.
K.
F.
Zwierzina
te
Leiden
in
handen
gehad
te
hebben
de
gegraveerde
geelkoperen
gildepenning
van
Rembrandt
als
schilder.
Inde
eerste
plaats
is
daarmede
ge
-
vonden
een
gildepenning
van
het
amster
-
damsche
Sint
Lucas
gild,
waarvan
tot
dusver
niets
bekend
was,
en
inde
tweede
plaats
is
daarmede
gedocumenteerd
het
jaar
van
toe
-
treding
van
Rembrandt
tot
het
gild.
Het
stuk
kwam
daarna
voor
in
veiling
Fred.
Muller
&
Cie
Amsterdam
25
Nov.
vlg.
no.
1613.
J.
W.
E.
Israels’
zoon
van
oude
volk
in
het
stedelijk
museum.
In
het
amerikaansche
piëtistische
tijdschrift
Record
of
christian
Work
(W.
R.
Moody,
East
Northfuld,
Mass.)
jrg.
XXX
(1911)
December
tegenover
p.
847
komt
als
titelplaat
een
goede
reproductie
voor
van
de
schilderij
van
Josef
Israëls:
Een
zoon
van
het
oude
volk.
Als
bijschrift
wordt
de
volgende
korte
vermelding
gegeven
:
„The
picture,
reproduced
on
the
opposite
page
is
one
of
the
masterpieces
of
modern
„genre”,
and
a
treasure
of
the
amsterdam
Museum.
Is
was
painted
by
the
great
jewish
painter,
Josef
Israëls,
who
died
recently.
Israëls
was
proud
of
his
Judaism.
He
never
in
his
life
worked
on
the
Sabbath;
indeed,
on
that
day
never
even
entered
his
atelier.
His
interest
in
the
coming
jewish
nation
found
expression
in
the
gift
of
his
portrait,
painted
by
himself,
to
the
Jewish
Art
School,
Bezaleël,
in
Jeru
-
zalem.”
v
-
D.
R-
Muziekinstrumenten.
-
Inden
jongsten
vervolg-catalogus
van
het
muziekinstrumenten
museum
van
het
Conservatorium'
te
Brussel
(dl.
IV
1912)
worden
beschreven
strijkinstru
-
menten
van
Hendrick
Jacobsz.
(1689,
1697
en
1700),
Jan
de
Beer
en
Pieter
Rombouts
(1708),
een
platte
piano
van
Meincke
en
Pieter
Meyer
(c.
1800)
en
een
voorzetbord
met
adres
van
denzelfden
uit
1781,
allen
te
Amsterdam.
J.
W.
E.
Vrede
van
Munster
1648.
-
Ter
her
-
denking
van
dit
feit
lieten
Burgemeesteren
van
Amsterdam
een
medaille
vervaardigen,
door
Muller
of
Van
Abeele
gedreven.
Een
exemplaar
in
zilver,
voorzijde:
portret
van
Prins
Willem
I,
achterzijde
;
de
vier
burge
-
meesters
in
vergadering,
kwam
voor
in
veiling
Fred.
Muller
&
Cie
Amsterdam
i—3
Dec.
1913
en,
is
afgebeeld
in
Catalogus
pl.
I
nr.
53.
Censuur.
Onder
den
titel
Een
amster
-
damsche
boekenbeul
1810
—1813
schrijft
H.
E.
Knappert
in
Maandbl.
v.
bibliotheekwezen
Nov.
p.
259
over
Cornelis
Alexander
van
Ray
destijds
te
Amsterdam
van
overheidswege
belast
met
het
beletten
der
verspreiding
van
drukwerken,
welke
gevaarlijk
geacht
werden.
Vrij
uitvoerig
wordt
geschilderd
zijn
houding
tegenover
zijn
vroegeren
patroon,
den
boek
-
ver
kooper
Hendrik
Moolenijzer
op
den
Vijgen
-
dam,
en
diens
confrater
Dirk
van
der
Reyden
te
Rotterdam.
J-
W.
E.
Prins
van
Oranje
te
Amsterdam
in
1813.
De
proclamatie
van
2
December,
gegeven
op
het
Raadhuis
van
Amsterdam,
is
naar
een
gelijktijdigen
druk
van
J.
van
der
Hey
ver
-
kleind
gefacsimileerd
in
Panorama
19
Novem
-
ber.
Omgekrulde
randen
zijn
er
bijgeteekend
;
evenzoo
een
uithangend
zegel,
een
en
ander
om
den
onergdenkenden
lezer
diets
te
maken,
dat
de
origineele
papierdruk
een
charter
zou
zijn.
J-
W.
E.
Studenten-almanak
Modus.
Over
de
-
zen
almanak
naar
aanleiding
vaneen
groenen
-
quaestie,
opgericht
dooreen
groepje
jongelui
behoorende
tot
de
partij
van
den
doopsge
-
zinden
student
Jacobus
Craandijk,
schrijft
Jero
de
Vries
in
diens
levensbericht
(Levens
-
bericht
der
Mij.
der
Nedevl.
letterkunde
1913»
4
2
)
De
almanak
hield
stand
tot
1861.
J.
W.
E.
LANGS
DEN
WEG
Jordaan.
De
oplossing:
jordaan
=
jar
-
din
heeft
mij
nooit
kunnen
bevredigen.
Ten
eerste
op
phonetisch-dialectische
gron
-
den
:
het
klinkt
zoo
weinig
waarschijnlijk
dat
de
bewoners
van
die
buurt
het
door
hun
fransche
medeburgers
goed-fransch
uitge
-
sproken
jardin
hebben
veramsterdamscht
tot
jordaan.
Waar
bleef
de
j,
die
natuurlijk
ineen
scherpe
amsterdamsche
s
had
moeten
over
-
gaan
(vgl.
jus
=
su,
Jeannette
=
Senet,
ook
Georges
=
Sors,
enz)?
Wa&r
kwam
de
o
van
-
daan,
terwijl
de
a
toch
noodwendig
verande
-
ren
moest
ineen
toonlooze
e
(vgl.
pardon
=
perdon,
Marie
=
Merie,
vandaan
=
fedaan,
madame
=
medam,
enz).
En
waarom
veran
-
derde
de
uitgang
din
,
als
hij
geschreven
werd,
niet
op
z’n
jordaansch
in
dijn,
met
bij
de
uitspraak
een
zwaren
nasaalklank
naar
x
of
aa?
M.a.w.
:
het
fransche
woord
jardin
moest
inden
mond
van
den
buurtbewoner
worden
tot
„serdaen”,
en
kon
onmogelijk
veranderen
in
het
beschaafde
„jordaan”.
Daar
dit
woord
geen
officieele
naam
is
ge
-
worden,
maar
een
volksuitdrukking
is
geble-
21