Tekstweergave van GA-1914_MB001_03007
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM
telijke
gebouwen
werden
haar
slechts
bij
hooge
uitzondering
voorgelegd,
uitbreidingsplannen,
ondanks
hunne
primeerende
beteekenis
voor
het
stadsschoon,
nooit.
De
commissie
is
in
belangrijke
zaken
vergeten.
Was
dat
niet
ge
-
schied,
dan
had
zij
den
dienst
der
Publieke
Werken
met
nuttig
advies
kunnen
dienen.
Bovendien
kan
de
commissie
slechts
eiken
gevel
voor
zich
beoordeelen
en
kan
zij
aldus
toch
geene
harmonisch
gegroepeerde
stadswijk,
geen
welafgewogen
eenheid
waarborgen.
En
juist
naar
rustige,
samenhangende
beelden
gaat
de
wensch
uit.
.
.
.
Intusschen
is
reeds
in
1911
te
Amsterdam
de
Commissie
voor
het
stadsschoon
gesticht,
welke,
door
de
gemeente
voor
drie
achtereenvolgende
jaren
met
/
2000
gesubsidieerd,
haar
arbeid
gaat
aanvangen,
o.a.
krachtens
art.
4
der
ontworpen
statuten,
met
„het
zoo
noodig
geven
van
inlichtingen
en
het
verstrekken
van
adviezen
ten
opzichte
van
gemaakte
ontwerpen”.
Deze
commissie
is
uitsluitend
aangewezen
op
minnelijk
overleg.
Machtsmiddelen
staan
haar
niet
ten
dienste
en
zij
heeft
zich
te
bepalen
tot
die
gevallen,
welke
bijv.
door
bemiddeling
der
schoonheids
-
commissie
of
door
het
Bouw-
en
Woningtoe
-
zicht
vrijwillig
aan
haar
worden
voorgelegd.
Onder
die
omstandigheden
zal
verbetering
slechts
in
langzaam
tempo
worden
bereikt.
Dr.
Jan
Kalf
:
Als
voorbeeld
van
den
slech
-
ten
indruk
dien
het
voortgaan
inden
ouden
stijl
maakt,
wijst
spr.
op
het
nieuwe
portaal
.aan
de
Nieuwe
Kerkte
Amsterdam.
Als
tegenstelling
wijst
hij
op
het
fraaie
renaissance
-
portaal,
dat
aan
de
nu
gesloopte
Nieuwe
Zijds
-
kapel
was
aangebouwd
en
dat
bij
alle
verschil
in
stijl
een
fraaien
indruk
maakte.
H.
B.
De
nieuwe
effectenbeurs.
Bij
de
opening
van
de
nieuwe
beurs
op
23
December
j.l.
gaf
de
voorzitter
van
de
Vereeniging
voor
den
Effectenhandel
een
historisch
overzicht
van
de
ontwikkeling
der
amsterdamsche
beurs
en
den
beurshandel.
Opmerking
verdient,
dat
daarbij
nota
was
genomen
van
de
ontdekking
van
dr.
Joh.
C.
'Bxeen(JaarboekAmstelodamum
1909),
dat
de
oudste
beurs
niet
in
1613,
maar
reeds
in
1611
is
geopend.
H.
B.
De
papiermolen.
In
aansluiting
bij
het
berichtje
van
den
heer
J.
W.
E.
in
no.
1,
wordt
hierbij
herinnerd
aan
enkele
gevelsteenen,
die
onze
stad
op
dit
gebied
bezeten
heeft.
Aller
-
eerst
aan
de
Papiermolen,
met
jaartal
op
het
Water
(Damrak,
nr.
98),
die
in
1676
nog
Ms
uithangteeken
voorkomt,
en
waarvan
Van
Arkel
en
Weissman
(
Noordh.
Oudheden)
nog
huis
en
gevelsteen
vertoonen.
(De
steen
is
door
mij
afgebeeld
en
beschreven
Tijdschr.
v
-
boek-
en
bibliotheekwezen
VII
(1909)
206.
(J.
W.
E).
Vóór
1649
hing
er
de
Windhondt
uit.
In
genoemd
jaar
1676
zaten
de
Papiermolen
en
de
fransche
Papiermolen,
eveneens
op
’t
Dam
-
rak
elkander
blijkbaar
geducht
zoo
niet
in
het
vaar-
dan
toch
in
het
maalwater.
De
eerste
was
van
Gilles
van
Hoven,
de
tweede
van
de
wed.
De
Haas
&
Schuylerus;
zelfs
was
er
op
het
Water
nog
een
tweede
fransche
Papier
-
molen,
deze
behoorde
aan
Domna.
(Vgl.
over
de
vele
gelijknamige
uithangteekens
van
dien
tijd
het
request
bij
de
vroede
vaderen,
mede
-
gedeeld
door
De
Roever,
In
onze
oude
Amslel
-
stad,
II
64).
Gilles
van
Hoven,
papierkooper
en
fabrikant,
handelende
op
Frankrijk
en
bovendien
handelaar
in
fransche
wijnen
en
brandewijnen
en
assuradeur,
bracht
omstreeks
1688
zijn
Papiermolen
over
naar
de
Turfmarkt
op
den
hoek
van
de
Gasthuispoort
(Elias,
Vroedschap
II
769).
De
Riem
Papier,
in
1652
inde
Warmoes
-
straat
bij
Cornelis
Blank,
was
waarschijnlijk
niet
meer
dan
een
boek
ver
koopersu
ithang
-
teeken.
Corn,
J.
Gimpel.
Spot
bij
gevelversieringen.
Wie.
den
Oudezijds
Voorburgwal
bij
de
Pijlsteeg
pas
-
seert,
ziet
daar
op
den
top
vaneen
huis,
dat
den
naam
Parijs
voert,
een
buste,
die
door
den
snavelachtigen
neus
meer
op
een
spot
-
dan
op
een
sierbeeld
gelijkt.
Van
Eennep
en
ter
Gouw
(I
365)
zeggen
er
over,
dat
de
stich
-
ters
de
familie
Mamouchette
waren.
Ook
op
den
Singel
116
bij
den
Blauwburgwal
ziet
men
van
die
monsterneuzen
als
topversiering.
’t
Ware
te
wenschen,
dat
over
die
neuzen
wat
meer
licht
opging;
wellicht
zouden
ze
ons
eigen
-
aardige
bijdragen
over
zeden
en
volksleven
bezorgen.
Corn.
J.
Gimpel.
De
Onkelboerensteeg.
Ter
Gouw
heeft
gegist,
dat
de
Onkelboerensteeg
haar
naam
zou
ontleenen
aan
Dirck
Honkelboer,
die
in
brieven
van
1593
en
1613
voorkomt
als
grond
-
bezitter
inden
omtrek
van
’t
Reguliers
-
klooster
en
spreekt
het
vermoeden
uit
dat
de
steeg
op
’t
einde
der
16de
eeuw'
op
zijn
grond
is
aangelegd
of
mogelijk
door
hem
zei
ven
gebouwd.
Mogelijk
is
alles,
maarde
steeg
op
den
Kloveniersburgwal
ligt
tamelijk
ver
van
het
Reguliersklooster.
Mej.
M.
A.
van
Gelder
in
haar
handig
boekje
Amsterdamsche
Straatnamen
teekent
evenwel
aan,
dat
Dirck
Honkelboer
in
1605
woonde
in
deze
steeg
en
zij
merkt
verder
op,
dat
men
inde
18de
eeuw
schreef
Jonquiel
Boeren
-
steeg.
Sinds
ik
evenwel
inde
A
dvertentiën
,
aankondi
-
gingen
en
verschillende
herig
ten
van
Amsterdam
van
28
October
1813
melding
gemaakt
vind
vaneen
gevelsteen
„de
Onkelboer”,
op
de
Prinsengracht
O.Z.
tusschen
Brouwersgracht
en
Prinsenstraat
no.
453,
nieuw
no.
51
zwart,
begin
ik
te
gelooven
niet
enkel
aan
een
eigen
-
naam,
maar
ook
aan
een
soortnaam.
Het
lidwoord
„de”
immers
duidt
voldoen
de
aan,
dat
w'e
hier
aan
een
woord
hebben
te
denken,
be
-
hoorende
tot
de
groep:
groenteboer,
boter
-
boer,
kippenboer,
schillenboer,
melkboer
enz.,
15