Tekstweergave van GA-1914_MB001_03003

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
AMSTELODAMUM zulks opgedragen aan de heeren J. D. en L. P. Zocher, vader en zoon, de eigenaars van de boom- en bloemkweekerij Rozenhagen te Haarlem, die hun plannen in Januari 1861 reeds tentoongesteld hadden in Odeon. Het past mij geenszins over hetgeen zij geleverd hebben een zelfstandig oordeel te geven, te minder, omdat van de beide heeren Zocher, de tweede, de zoon hoogbejaard aan de Dreef te Haarlem woont. Trouwens de tijd heeft de juistheid hunner inzichten bewezen. Een enkele opmerking moet ik mij niettemin veroorloven. Niet gemakkelijk is het te onderscheiden welk aandeel ieder hunner in het op - maken der plannen en aan de technische uitvoering daarvan gehad heeft. Ik ben echter geneigd inden vader vooral den ontwerper te zien van het oudste deel, wat ik meen op grond van mondelinge gesprekken met wijlen A. van Damme, die, voor een paar jaar overleden als schrijver aan het Rijksarchief te Haarlem, indertijd als meesterknecht verbonden was aan de zaak der heeren Zocher en aan den aanleg van het park practisch aandeel heeft gehad. Johan David Zocher, overleden in 1870, was, evenals zijn vader, hetgeen men thans noemt tuin-architect, echter met dit onderscheid dat hij daarbij ook leverancier was. Behalve dat, en zelf achtte hij zich daarin ten onrechte hooger, was hij ook bouwkundige, architect. Het meest bekend als zoodanig heeft hij zich gemaakt als bouwmeester van de vorige koopmansbeurs van 1845, wat hem naar beweerd wordt, was opgedragen naar aanleiding van hetgeen hij voor den amsterdamschen koopman A. van der Hoop gedaan had op diens buitenplaats Spaarn-Berg te Sant - poort (thans bewoond door den heer J. R. Wüste). Reeds bij zijn leven had Zocher een uitnemenden naam, zoozeer dat Van Lennep in 1866 in zijn Klaasje Zevenster (I 295) hem als een autoriteit kon laten aanhalen door één zijner romanfiguren. Trouwens wat hij tot stand gebracht heeft en nog bestaat, is ruimschoots voldoende om zijn groote gaven als ontwerper van parken en tuinen te leeren kennen ; ik noem o.a. de plantsoenen aan de geslechte bolwerken te Utrecht en de buiten - plaatsen Velserbeek te Velsen, Wildhoef en Bloemenheuvel te Bloemendaal. Maar vooral kan zijn tuinkunst in engelsche manier gekend worden uit den Haarlemmer - hout, In 1817 had het Stedelijk Bestuur van Haarlem hem de opdracht gegeven den Hout, aangelegd volgens de beginselen der regelmaat, om te werken. Hij deed dat zoo, dat van de stijve beplanting iets werd, dat op een natuurlijk bosch geleek. Omdat de kosten te hoog liepen werd daar opgegeven het aanbrengen van water - partijen. Van de ondervinding, ook elders opgedaan, trok hij leering. Het Vondel - park dankt een belangrijk deel van zijn schoon aan het water. Het eischte en eischt voortdurend zorg. Een eigen bemaling, waartoe met het polderbestuur in Mei 1864 gecontracteerd werd, moet den waterstand van vijvers en tochten op peil houden, dat toen vastgesteld werd op 9 palm beneden zomerpeil. Over veel zou nog een en ander te zeggen zijn ; over vergrootingen en aanplan - tingen, over béwaking en min-oorbare dingen, over het melkhuis en het paviljoen van 1881, over de bijzonder leelijke drinkfontein en de afsluithekken, over de Kat - tenlaan, de harddraverslaan van 800 Meters en de doorzichten, over het Willems - park en de Prinsessetuin, over de zwanendrift en de naambordjes aan de bóomen, over bloemen en planten, over den verdwenen klimboom en bank elf, kortom over veel, dat beperkte ruimte dwingt tot noemen alleen. Querido moet eens ergens gezegd hebben, dat het Vondelpark populairder is dan Vondel zelf. Inderdaad, het is eender grootste schatten van Amsterdam. Geen huwe - lijk inde kleine burgerij is goed en waardig gevierd zonder het bruidjes-, perkjes-, kringetjes- of carousseltjerijden in het park. Oud en jong, arm en rijk, niemand of hij kent het park niet alleen, maar hij weet ook wat zijn beteekenis is en waar - deert zijn deugden in weerwil der gebreken; want die gewilde natuurlijkheid in 11