Tekstweergave van GA-1914_JB012_00174
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
tement
du
Zuyderzee,
als
hoedanig
hier
alleen
de
graaf
De
Celles
in
functie
is
geweest,
zond
de
voordracht,
voorzien
van
zijn
lang
niet
malsche
aanteeg
keningen
door
naar
den
oppersten
vertegenwoordiger
der
Keizerlijke
Regeering
Son
Altesse
le
Prince
Gouverneur
général
des
Departements
de
la
Hollande,
terwijl
zij
onderworpen
was
aan
eene
definitieve
goedkeuring
van
den
Keizer.
Merkwaardig
is
het
de
nu
inde
fransche
taal
gestelde
Begroeting
der
Stad,
benevens
de
daarbij
gestelde
opmerkingen
van
den
Prefect,wat
naderte
beschouwen.
Vooraf
ga
een
enkel
woord
over
den
vorm
en
de
indeeling
van
dat
stuk
in
vergelijking
met
de
inrichting
der
Begroeting
van
thans.
Als
zelfstandig
onderdeel
werden
de
instellingen
van
weldadigheid
opgeno*
men
en
wel
in
twee
afdeelingen,
waarvan
de
eerste
liep
over
de
schulden
en
de
tweede
behelsde
de
gewone
inkomsten
en
uitgaven,
gesplitst
naar
de
onder*
scheiden
instellingen,
terwijl
thans
de
gemeente*uitgaven
voor
die
instellingen
behooren
tot
de
eigenlijke
begrooting,
toegelicht
met
de
begroetingen
der
instellingen
zelve.
Ineen
der
voornaamste
punten
van
indeeling,
nl.
die
in
gewone
en
buitengewone
inkomsten
en
uitgaven
is
geen
verschil.
Wel,
natuurlijk
in
datgene
wat
men
onder
buitengewoon
bracht
en
inde
onderverdeeling,
voor*
namelijk
die
der
gewone
uitgaven.
Ligt
het
eerste
geheel
inden
aard
der
toen
zoo
geheel
anders
zijnde
omstandigheden,
het
tweede
vond
mede
zijn
oorzaak
inden
minderen
omvang
der
bemoeiingen
van
de
stedelijke
regeering,
waardoor
tal
van
onderwerpen,
die
men
in
later
tijd
moest
gaan
splitsen,
in
1811
1813
nog
bijeen
zijn
te
vinden.
Toch
was
men
te
dien
aanzien
reeds
verder
dan
eenige
jaren
vroeger,
door
de
uitgaven
in
te
deelen
in
hoofdstukken:
Frais
d’administration,
Prélève*
mens
etc.;
Police,
salubrité
etc.;
Garde
nationale,
portiers;
Travaux
publics;
Secours
publics;
Instruction
public;
Culte;
Fêtes
publiques
;
Dépenses
impré*
vues,
waardoor
de
Begrooting,
zoowel
als
de
Rekening,
een
duidelijk
inzicht
inden
financieelen
staat
van
zaken
mogelijk
maakte.
Hoe
was
nu
in
1813
de
staat
der
stedelijke
financiën?
Gelijk
reeds
werd
gememoreerd,
bedroeg
de
schuld
der
stad
in
dezen
tijd
ruim
een
en
dertig
millioen
gulden,
die
een
rente
van
ruim
acht
ton
eischten,
waaronder
een
zeer
groot
bedrag
uit
den
tijd
vóór
de
fransche
occupatie.
Was
onder
bodewijk
reeds
bevel
gegeven
om
een
scheiding
te
maken
tusschen
den
druk
van
dien
ouden
last
en
hetgeen
de
tegenwoordige
behoeften
eischten,
139