Tekstweergave van GA-1914_JB012_00172
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
betreffende
den
tijd
vóór
ultimo
van
Louwmaand
1808,
en
„Rekening
van
Ontvangst
en
Uitgaaf
inden
loop
des
Jaars”,
terwijl
later
afzonderlijke
Reke*
ningen
werden
gehouden
voor
de
inkomsten
en
uitgaven,
rakende
de
diensten,
die
tusschen
het
laatstverloopen
kalenderjaar
en
1808
verliepen.
De
tegen*
woordige
restanten*rekening
dus
in
optima
forma.
AI
deze
afzonderlijke
deelen
der
Rekening
werden
in
zeer
uitvoerige
bijlagen
toegelicht.
Ook
de
rangschikking
der
middelen
en
uitgaven
onderging
in
deze
periode
een
belangrijke
verbetering.
Werden
vroeger
zonder
eenige
indeeling,
blijkbaar
naar
volgorde
van
tijd,
de
ontvangsten
en
uitgaven
geboekt,
nu
kwam
inde
Rekening
een
rangschikking
naar
den
aard
der
gelden.
Bij
de
ontvangsten
eerst
de
opbrengst
der
belastingen,
daarna
de
opbrengst
der
stedelijke
eigendommen
(w.o.
de
opbrengsten
van
Bank
van
Leening,
Wisselbank
en
Stadsdrukkerij),
dan
recognitiën,
emolumenten
en
leges,
diverse
renten,
teruggekeerde
uitschotten
en
eindelijk
een
vergaarpost,
die,
naar
den
aard
van
dien
tijd
verklaarbaar,
uit
tegenwoordig
comptabiliteitsoogpunt
nog
wel
aan
eenige
bedenking
onder*
hevig
is.
De
uitgaven
waren
gegroepeerd
in
die
voor
huishoudelijk
bestuur,
justitie
en
nachtwachtswezen,
fabriekambt,
rente
en
aflossingen,
subsidiën
aan
gestichten,
buitengewone
en
onvoorziene
uitgaven
en
uitgaven,
waarop
voor
den
dienst
niet
was
gerekend.
Dat
bij
deze
eenigszins
grove
indeeling
vele
posten
daar
zijn
ondergebracht,
waar
men
die
nu
niet
zou
zoeken,
b.v.
bij
die
voor
huishoudelijk
bestuur;
onderwijs,
geneeskundige
dienst,
kazerneering
en
brandweer,
belet
niet
hier
reeds
te
onderkennen
de
lijnen,
die
slechts
wachtten
op
doortrekking,
om
te
komen
tot
een
inrichting
van
Rekening
en
Begroeting,
zooals
die
thans
gebruikelijk
is.
Met
de
verbeterde
inrichting
van
deze
belangrijke
deelen
der
administratie
ging
gepaard
verscherping
van
de
controle.
Bij
het
in
dien
tijd
buitengewoon
groot
aantal
comptabele
colleges
en
ambtenaren
bestond
blijkbaar
niet
eens
een
uniforme
wijze
van
handelen
ten
aanzien
van
den
tijd
der
inzending
hunner
rekeningen
en
de
inrichting
daarvan,
en
bij
den
nieuwen
gang
van
zaken
zag
de
Thesaurier
zich
dan
ook
geroepen
bij
schrijven
van
6
December
1808
den
Burgemeester
te
verzoeken
„met
het
oog
op
het
voortaan
op
ultimo
December
sluiten
van
de
boeken
der
Thesaurie,
de
stedelijke
comptabelen
en
137