Tekstweergave van GA-1914_JB012_00068

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
groten Naam, tot nut van het algemeen, en tot onzer aller zielen zaligheid! Amen”. De voorzitter zou iedere zitting met dit gebed openen.' Den 30 slen Juni werd het ineen der vóór de installatie gehouden vergader ringen ter tafel gebracht Reglement van Orde definitief vastgesteld. Een uit* treksel daaruit moge hier volgen. De algemeene vergadering der Repraesentanten zou iederen Woensdag, te vijf ure samenkomen. Uit en door deze vergadering werden benoemd de vier comité’s, met dien verstande dat in elk der Comité’s van Algemeen Welzijn, van Financiën en van Koophandel en Zeevaart zeventien en in dat van Waaks zaamheid negen leden zitting zouden nemen. ledere 14 dagen zou een president worden benoemd, met een vicespresident, die de volgende 14 dagen het voor* zitterschap zou waarnemen. De vergadering had de „gebiedende magt , terwijl de executieve zooveel mogelijk bij de comité’s berustte. Haar werk was inde eerste plaatste beslissen over de voorstellen der comité’s en van het straks te vermelden college. Verder behoorde tot hare werkzaamheden: „het maken en doen emaneren van allerhande keuren en ordonnantiën, mitsgaders het uitoeffenen van het hoog bevel over de burgersmilitie en de verdere in stads eed en dienst staande gewapende magt”. De president gaf het wachtwoord en bewaarde de sleutels van poorten en boomen. Eene commissie van twee leden moest adviseeren, wanneer door den Procureur der gemeente een doodvonnis werd geëischt. Uit den boezem der vergadering werden vervolgens ook benoemd curatoren van het Athenaeum en de Latijnsche school en commissarissen van den kruidtuin en de houtvesterij. Sommige ambten, nader aan te wijzen, zouden door de generale vergadering worden begeven. De comité’s moesten vergaderen des Dinsdags, Donderdags en Vrijdags, van 10 tot minstens 11 uur. Dat van Algemeen Welzijn had het algemeen huis* houdelijk bestuur; het toezicht op Weeskamer en Bank van Leening, op de granen inde stadsmagazijnen, de stadsregenbakken, de broodzetting, enz. Het moest verder toezien op het onderhoud der gebouwen, op de godshuizen en godsdienstige gestichten, de wetenschappelijke inrichtingen, de scholen, de stadsapotheek, de anatomie, het collegium medicum, de stadsjachten en jacht* havens. Onder dit comité ressorteerden verder de gilden en neringen, voor zooverre deze niet tot het departement van den koophandel behoorden; het 1 Not., I. 49; gedrukt in Dagblad, I. 12. 3 33