Tekstweergave van GA-1914_JB012_00061

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
wijzen personen, toe te voegen. Aangezien de afgevaardigden meest allen zich op dit punt „ongelast achtten, werd besloten nog denzelfden avond eerst de wijken te doen samenkomen, en dan te elf uur eene Algemeene Vergadering te houden. Verder verklaarde de Voorzitter „dat ’t onnodig was, om bij de Municipaliteit te blijven aandringen op de erkentenis van deze vergadering, nadien dit beneden de achtbaarheid en waardigheid van deze vergadering zou zijn, om de wettigheid van dezelve te doen afhangen van de Municipaliteit, terwijl t de ongeregeldheid zelve zou zijn, om lasthebbers te vragen, of zij hunne lastgevers erkenden in deze qualiteit of niet?”. Hier werd dus zoo bruusk en duidelijk mogelijk de consequentie van de theorie der volkssouvereiniteit getrokken. Rutger Jan en zijne vrienden mochten het zich voor gezegd houden. Inde nachtelijke vergadering bleek de meerderheid (31 tegen 18 wijken) gezind tot eene schikking; men zou den eisch tot opschorting der uitvoering van het Plan van Oproeping laten vallen indien het comité op de boven aangeduide wijze werd uitgebreid, en de uit de wijken ingekomen aanmerkingen op het Plan door de Municipaliteit werden aangenomen, om er in het vervolg mede te rekenen. Den volgenden morgen verscheen de deputatie opnieuw ten Stadhuize, doch werd naar de avondvergadering verwezen. Eveneens meldden zich aan „de burgers Ravesteijn, Balfourt en Zwart, als gedeputeerden van de Clubs” (eene concurreerende organisatie!) met de vraag of het waar was dat eenige leden der Algemeene wijkvergadering aan de commissie van ops roeping zouden worden toegevoegd; zoo ja, dan verlangden zij hetzelfde voor hunne committenten. Hun werd, niet in hunne qualiteit van afgevaardigden, maar als burgers, geantwoord dat men vooralsnog deze intentie niet had. Inde avondvergadering der Municipaliteit openbaarden zich drie stroomingen: enkelen der Repraesentanten, waaronder Van Aken 1 , wenschten voet bij stuk te houden en niet met de deputatie te onderhandelen; Schimmelpenninck hij had de gegeven les al ter harte genomen! Goldberg en Pietersse wilden toegeven en het Reglement aan de goedkeuring, wel niet van de Wijk* vergaderingen, maar van de burgerij onderwerpen; de meerderheid was voor eene minnelijke schikking. Schimmelpenninck en Van Maurik werden aanges wezen om overleg met de afgevaardigden te plegen, en men werd het op de door dezen voorgeslagen voorwaarden eens. Het Comité van Oproeping, dat I Zooals hij zelf bericht, Handelingen der Provisioneele Municipaliteit, 11. 472. 26