Tekstweergave van GA-1912_JB010_00014

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
met de besturen der andere corporaties, werden nu de gegadigden voor de bezoeken verdeeld in tien groepen, elk van ongeveer vijftig personen, door welke in Februari en Maart het in deze dagen zooveel besproken gebouw werd bezocht. Vanwege Amstelodamum namen ongeveer honderd leden met hunne dames aan de bezichtiging deel. De heer A. W. Weissman had bereidwillig de taak op zich genomen de bezoekers rond te leiden, en maakte door zijne deskundige voorlichting de bezichtiging voor allen tot een genot; de hoofd* inhoud der door hem gegeven toelichtingen werd indruk aan de deelnemers uitgereikt. Wij kunnen niet nalaten ook in dit verslag aan ons medelid den heer Weissman onzen bijzonderen dank te betuigen voor de vele moeite, die hij zich in dezen ook voor Amstelodamum heeft willen getroosten. Behalve tot dit drietal bezoeken, konden wij onze leden oproepen tot de bijwoning eener voordracht, door ons bestuurslid den heer J. W. Enschedé, op 19 December gehouden over het roepen en zingen van de Amsterdamsche ratelwacht. Ook deze voordracht vond groote belangstelling en de spreker oogstte veel bijval, ’t Viel te betreuren dat de zaal van het gastvrije Koninklijk Oudheidkundig Genootschap te klein bleek om alle opgekomenen te bevatten, zoodat menigeen bij gebrek aan plaats huiswaarts moest keeren. In het vervolg hopen wij maatregelen te nemen, waardoor eene dergelijke teleurstelling wordt voorkomen. De voordracht is sedert in ons Negende Jaarboek afgedrukt en alzoo onder aller bereik gebracht. In Februari kwam tot het Bestuur een verzoek van den heer J. S. J. de Villiers te Londen, om hem inde gelegenheid te stellen in onze vereeniging eene lezing te houden over Laurens Storm van s’ Gravezande, gouverneur van de kolonie Demarary. Terwijl de onderhandelingen hierover nog gaande waren, aanvaardde de heer De Villiers echter eene uitnoodiging om in het Kon. Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap zijne voordracht te houden, waardoor wij natuurlijk van de zaak moesten afzien. ’t Was trouwens de vraag of het op onzen weg lag dit onderwerp, dat met Amsterdam slechts in verwijderd verband stond, binnen den kring onzer bemoeienissen te trekken. In het najaar ontving onze voorzitter eene missive van den heer William Elliot Griffis, te Ithaca N. Y., waarbij, namens een aantal bewoners van New York, advies werd gevraagd over de plaatsing eener gedenkplaat, als hulde van het oude NieuwsAmsterdam aan de moederstad. Aan dit verzoek is voldaan. De plaatsing zelve is echter tot dusverre nog niet geschied. X