Tekstweergave van GA-1911_JB009_00194

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
16 zijn wij ’s avonds 6 uur te Gravesand behoude gearriveert en met mijn vrouw en 10 kinderen terstond aan wal stapte en logeerd in ’t White Hart. Verders zijn wijden 19 in Londen gearriveert en zijn aldaar gaan logeeren Sablonieres hotel, Leicester Square. Uit het verdere relaas blijkt, dat een engelsch schip Vander Tuuk en zijn familie overbracht naar Paramaribo, waar hij 19 januari 1809 aankwam. De reden, van deze verhuizing uit Amsterdam naar Parimaribo is mij niet bekend en ik heb er wijlen mijn oudtante dikwijls te vergeefs naar gevraagd. Het vermoeden ligt echter voor de hand de reden te zoeken in achteruitgang van zaken en in handelsmoeielijkheden, waarin Vander Tuuk was gekomen door het fransche continentaalstelsel van 1806, dat handel met en op Engeland zoo niet bepaaldelijk onmogelijk, dan toch in ieder geval uitermate bezwaarlijk maakte. Engelsch*gezindheid moet hem niet vreemd geweest zijn, getuige b.v. het feit dat hij een zijner dochters (mijne grootmoeder) in 1800 tot doop* namen medegaf de namen Georgine Louise Charlotte Antoinette. die ontlee* nende aan de roepnamen van de engelsche en laatste fransche koningsparen. Juist in Engeland had hij, blijkens de uitbreiding aan zijn zaak in 1802 of 1803 gegeven, meer bijzonder handelsbelangen liggen en het is te begrijpen, dat het wel op aandrang van zijn vrouw, die uit haar eerste huwelijk bekend was met Suriname, geweest is, dat hij naar deze destijds engelsche kolonie uitgeweken is. Dat er familieverhoudingen in het spel waren, met name dat de verhouding tot de heeren De Wit, eenig gewicht inde schaal heeft gelegd om tot deze avontuurlijke daad te besluiten, is mogelijk, maar niet waarschijnlijk. Een familie*overlevering zegt, dat Vander Tuuk in 1808 woonde op de Keizers' gracht tusschen de Utrechtsche straat en Reguliersgracht in het perceel thans genummerd 734, zijnde eender perceelen van ~’t Modelhuis”. Een onderzoek inde grondpapieren, waartoe de heer N. Ie Grand mij welwillend inde gelegenheid stelde, bevestigde dit beweren niet: het perceel ging in 1775 over uit de nalatenschaap van mr. Salomon Dedel, op te merken valt, dat deze in 1754 directeur der Sociëteit van Suriname werd’ aan Pieter Cornelis Hasselaar, kwam door huwelijk aan het geslacht Hovy en werd in december 1811 verkocht door Hendrik Hovy aan Stefano Paleologo. Maar toch is het 1 Elias, Vroedschap. II 827. 168