Tekstweergave van GA-1911_JB009_00181

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
aan den Overtoomschen weg. Aldaar maakte de nieuwe wal een stompen hoek, om zich vervolgens bij de Heilige Wegspoort aan de bestaande vesten aan te sluiten. In het nieuwe gedeelte was slechts één poort ontworpen, de Haar* lemmerpoort, waarvoor op den 18den juli 1615 de eerste steen werd gelegd, en die drie jaren later voltooid was. Andere poorten .achtte men onnoodig, natuurlijk omdat er geene dijken of voorname wegen waren, waartoe zij konden toegang geven. Wel kwam er een verzoek in van „eygenaers, huyrluyden ende bewoonders van huysen, erven ende landen buyten de nyeuwe aengevangen fortificatie”, waarbij de aanleg vaneen „voetbrugge” over den stadssingel ge* vraagd werd, benevens de bouw vaneen „raempoortgen”, die beiden souden „respondeeren” op eender buitenpaden; doch, hoewel de leden der Vroed* schap wel iets voor de inwilliging van dezen wensch gevoelden, besloten zij toch op den 29sten juni 1613 bij het eenmaal gemaakte plante blijven, zoodat het verzoek van de hand werd gewezen 1 . Toch zou het weldra blijken dat men bij dit besluit te weinig met de praktijk had gerekend. Immers, ten ge* volge van de vergrooting moest niet alleen, zooals ik reeds zeide, een aantal lakenramen worden verplaatst, maar ook vele bleekerijen hadden ruimte buiten de stad noodig. Wat de eerstgenoemde betreft, werd den 12den april 1614 in de vergadering van de Vroedschap geconstateerd dat, „omtrent de tseventich ramen (souden) moeten deslogeren ende alfgebroken worden”, en dat „by den lakenbereyders zeer hart aengelopen ende versocht” werd, om „andere bequame plaetsen “. Twee maanden later, 13 juni 1614, kon een besluit worden genomen. „Over de deurvaert, genaemt Bloemengraft” bezat de stad twee „weren landts”: deze zouden „affgeloot ’, en voor de ramen beschikbaar gesteld worden. Deze ramen moesten door de eigenaars worden bekostigd, die bovendien huur aan de stad moesten betalen. „Raemhuyskens” en andere timmeragiën, die voor de lakennering noodig waren, zouden door de stad worden gebouwd, om alle „onbehoorlijcke hoginge ende timmeringe” door particulieren te voorkomen. Voorts zou er een brug worden gelegd „om alleen uyt de stadt inde raemen en vandaer weder inde stadt te cunnen comen” s . Vaneen poort was dus nog geen sprake. 1 Res. Vroedschap, 11 fol. 82. 2 Res. Vroedschap, 11 fol. 112. 3 Res. Vroedschap, 11 fol.. 116 155