Tekstweergave van GA-1911_JB009_00180

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
worden uitgesproken, „dat onder alle handelingen ende neringen, daerdoor Godt Almachtich dese stadt heeft gesegent, de laeckenhandell, een van de voornaemste altijt is gehouden, waeraen niet alleen de verwerye ende berey* derye dependeren, maer insonderheyt de draperye 1 van allen ouden tyden ende noch jegenwoordich aen vast is geweest, daarby dan veele familien connen onderhouden, ende de gemene saecke niet weynich voordeels aenge* bracht worden” J . Inden loop der achttiende eeuw ging de industrie, door de concurrentie, zoowel van het buitenland als van de provincie, hard achteruit. In 1748 overleed de laatste lakenwever. De lakenverwerij en de lakenhandel bleven echter nog bestaan. Inde vijftiende eeuw vond men ramen in het zuidwestelijk deel der stad, op het land tusschen de Nieuwe Zijds Voor* en Achterburgwallen: de Raam* steeg bewaart er nog de herinnering aan. Aan de andere zijde stonden de ramen oorspronkelijk aan de vesten, op de plek, die thans den Kloveniers* burgwal vormt van de Bethaniënstraat tot voorbij de Hoogstraat, maar werden in het begin der zestiende eeuw verplaatst naar het „Oude Nonnen land”, over de stadsgracht, waar de Raamgracht nu nog het nageslacht aan den vroegeren toestand herinnert. In 1557 stonden daar 153 ramen 3 . Langs het tegenwoordige Rusland liep toen eene „Raemsloot”, en inden wal was op die hoogte ook een „Raempoortgen”. De vergrooting van 1593 verdreef de ramen tot buiten de nieuwe Sint Anthonispoort. Ook de ramen aan de nieuwe zijde der stad werden langzamerhand overgebracht naar de paden buiten de Heilige Wegs* en Jan Rodenpoorten; doch ook daar konden ze niet blijven, toen besloten werd de stad aan die zijde uitte leggen en de paden binnen de stad te trekken. Nadat de Regeering van Amsterdam op den 7den augustus 1609 van de Staten van Holland het octrooi had bekomen, waarbij het stadsgebied werd uitgebreid, werd met ijver de hand aan het werk geslagen. Den 28sten october 1613 konden Burgemeesteren inde Vroedschap mededeelen, dat „de nyeuwe fortificatie ten naesten by in redelijcke verseeckeringhe gebracht” was, dat wil zeggen, dat een wal met een elftal bolwerken was aangelegd van het IJ tot 1 Door „draperie” verstaat men de eigenlijke lakenweverij. 2 Keur van 6 januari 1618, keurboek I. 177; gedrukt inde Handvesten , 1134. 3 Ter Gouw, Gesch. van Amsterdam, V. 92. 154