Tekstweergave van GA-1911_JB009_00179

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
RAAMPOORT EN BLOEMGRACHT DOOR Dl. JOH. C. BREEN Naar aanleiding der titelprent in dit Jaarboek, die een gezicht biedt op de thans verdwenen Raampoort met de daarachter gelegen Bloemgracht, naar eene schilderij van Van Troostwijk uit den jare 1809, wensch ik iets mede te deelen over de geschiedenis dezer poort en gracht. De naam Raampoort bewaarde de herinnering aan de lakenramen, die vroeger buiten deze poort waren te vinden. Voor vele lezers zal wellicht de toelichting niet overbodig zijn dat lakenramen zijn: „houten gestellen, waarop de nieuw gevolde lakens worden gehangen en gespannen om te drogen”. Waren de lakens gedroogd, dan werden zij, alvorens van de ramen te worden afgenomen, door de waardijns, de keurmeesters, onderzocht; zoo zij voldoende werden bevonden, werden zij vervolgens gewogen en gezegeld. Reeds in 1413 bestonden op dit stuk, en op tal van andere punten, de „draperye” rakende, uitvoerige bepalingen ‘, die doen uitkomen van hoe groot belangde lakenindustrie toen voor Amsterdamwas. Honderd jaren later was deze tak van nijverheid er niet op vooruitgegaan: bij de informatie of enquête van 1514 werd door de belanghebbenden verklaard dat de stad „eene cleyne draperie” had, en dat er jaarlijks ongeveer vijf of zesduizend stukken laken werden vervaardigd; de hoogbejaarde oud*waardijn Jan- Melis Andrieszoonszoon getuigde dat de nering wel de helft verminderd was, vergeleken bij vroeger 2 . Later trad er echter weder verbetering in, zoodat in 1618, inden aanhef eener verordening, waarbij het toezicht op het bedrijf nader werd geregeld, door den Magistraat kon 1 Zie mijne Rechtsbronnen der stad Amsterdam, 39—48. 2 Informatie op den staet .... van Holland ende Vrieslant, 183.