Tekstweergave van GA-1911_JB009_00176

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Vanaf de dagen, dat Giotto met zijn sprekende beschilderingen de Boven - kerk van Assisië versierde, hebben de Franciscanen in hun kerken door schilderstukken hun stichter geëerd en zoo bevat ook hier het middendeel van het bovenste plafond een groot, niet onverdienstelijk, schilderij van 1775, waarop de stigmatiseering van den H. Franciscus is afgebeeld. Een weelderig gebeeldhouwde rococolijst omgeeft dit geheel en even sierlijk als de karyatiden en bazuinengeltjes, die dit plafond afsluiten, hoewel naar de nieuwere opvattingen minder passend voor een kerkgebouw, is het beeldhouw* werk van de drie altaren, waarbij het lof* en beeldwerk van het hoofdaltaar tot ver boven het eerste galerijhek opstijgt. Helaas was de marmering der verschillend houten versieringen inden loop der tijden met meer ijver dan smaak bijgehouden. In het laatst der achttiende eeuw nog werd het altaar door een fijn gesneden Louis*xvi*communiebank afgesloten met als hoofdmotieven medaillons van heiligen, en emblemen van het H. Misoffer. Als alle schuil* kerken had ook het Boompje met het oog op ongewenschte bezoeken vanwege den schout, aan meer dan een straat zijn uitgangen. Bestaan aan de Kalver* straat nog de drie oude deuren, aan de Rokinzij lag tot 1844 het Boomskerkje achter een paar pakhuisgevels verborgen. Maar inde eeuw, die de Katholieken bij ons vrije godsdienstoefening waarborgde, werd toen door den architect M. G. Tetar van Elven de nieuw*gotische hardsteenen kerkgevel ontworpen, waarvan de stijlwaarde dadelijk sterk in twijfel werd getrokken (zie den Spektator van J, A. Alberdingk Thijm uit 1845, die den gevel in bescherming nam,) te meer daar de gevel geen verband hield met de verhoudingen van het inwendige. Een schoon monument was het Boompje dus uit*, noch inwendig, doch een merkwaardig overblijfsel uit de dagen vol devotie, toen de Katholieken zich met eenvoudige kerkjes behelpen moetend, toch hun uiterste best deden ze zoo sierlijk en stichtend mogelijk te maken. Opmerkelijk is het echter, hoe alle gevoel voor de liturgische beteekenis van het kerkgebouw toen verdwenen was; met slechts geringe verandering ware er hier een concertzaal van te maken geweest! J. A. Alberdingk Thijm heeft door zijn werk De Heilige Linie, 1859, voor het eerst weer gewezen op de hooge symboliek in het roomsche kerkgebouw,’ en de herleving daarvan inde nieuwere bedehuizen is aan hem te danken. (Met uitbreiding overgenomen uit „Het Huis, Oud en Nieuw” 1911). Heemstede, januari 1911. 150