Tekstweergave van GA-1911_JB009_00159

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
schoonzoons werden in 1792 tot executeuren benoemd inde nalatenschap van Paulus Loot, en verkoopen het huis in 1799 uit de hand aan Vrouwe Agatha Alewijn, weduwe van Theodoor de Smeth, vrijheer van Deurne en Liessel, Heere van Alphen en Rietveld. De prijs was nog ƒ 50000. evenals in 1668. Was het prachtige huis tot nu toe het eigendom geweest van en bewoond geworden door patricische families, het is teekenend voor den tijd, dat het in 1806 door Mr. Pieter de Smeth, den zoon van de laatste eigenares en Mr. Jan Wolters van de Poll, qq., als executeuren, verkocht werd aan Pieter van den Broeke, een fabrikant en winkelier uit de Kalverstraat hoek Olieslagers* steeg, voor ƒ 30000.—. De kooper betaalde nog ƒ3500. voor de spiegels, enz. Opmerkelijk voor dit tijdperk van Napoleontische overheersching, is dat de kooper aan zegelkosten te betalen bad: ƒ 1005. of ongeveer 33 %. Pieter van den Broeke heeft het huis ook bewoond, want in 1807 vraagt hij aan de Thesaurie verlof, om voor zijn huis te plaatsen een groote „lamptaaren", met een lamp, waarin drie groote pitten. De lichten zouden van stadswege onderhouden, gevuld en aangestoken worden tegen vergoeding. Velen zullen zich nu nog herinneren, dat de standaard van deze lantaarn aan de walzijde nog in onze dagen voor het huis stond, doch zonder de lamp. Naast de hoofd* ingang waren reeds twee lantaarns aangebracht, zooals de hierbij weêrgegeven afbeelding van het huis bij Gaspar Philips doet zien. Uit dit aardige prentje, en de groote afbeelding naar de teekening van Ph. Vingboons, die ook aan* geven wat inden oorspronkelijken gevel veranderd is, blijkt hoe fraai en mooi geproportioneerd deze ontworpen is. Slechts de festoenen boven de ramen en de ingang zijn anders uitgevoerd. Het huis geeft eender beste voorbeelden van den stijl dien Philips Vingboons hier in voerde, en die gelegenheid gaf voor breede gevels op de breede erven, die de rijke Amsterdammers kochten aan de Heerengracht, toen deze in 1663 van de Leidschegracht tot den Amstel was doorgetrokken. In 1824 verkoopen de erven van P. van den Broeke het huis voor ƒ3lOOO. aan Matthys Ooster, oud*schepen van Amsterdam, doch wonende te Utrecht. Het perceel was toen voor ’t eerst niet door den eigenaar bewoond, maar door zijn zoon Matthieu Cornelis Ooster. Na tien jaar, in 1834 en dit wijst op de verbeterde tijden, kreeg het groote gebouw weder een vasten eigenaar, die het ook kon bewonen. Het ging voor 133