Tekstweergave van GA-1911_JB009_00101

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Haarlem, een geboren amsterdammer en een bekende figuur inde mannen; zang;wereld: „De hieronder medegedeelde straatroepen zijn herinneringen uit mijne kindsheid, toen ik nog schooljongen was in Amsterdam, een tijd, die nu ruim 60 jaren achter mij ligt.... De eerste roep was die van den nachtwacht te Amsterdam, als hij des avonds ten tien ure zijn nachttaak begon; bij de volgende uren en halfiuren riep hij ze allen kort en eentonig uit: „ledere wacht had ergens” in zijn wijk een klein houten huisje, waarin een haardje en om daarvoor brandstof te krijgen ging hij nu en dan een paar uur voor hij begon te roepen zijn wijk rond, met een groote zak bij zich om daar, waar hij kans had wat te krijgen, een turfje te vragen, voort; durend roepende Een enkel "woord moet ik hierbij voegen. Dezen Bewaar;je;vuur;roep acht ik in één opzicht de moeite waard. Dezelfde mutilatie als inde wijs van psalm 36 der Hervormde Kerk valt ook hier op te merken, nl. de ongemotiveerde verhooging van den zevenden toontrap (fis voor f). Daar bekend is, dat deze psalmverknoeiïng dagteekent uit het midden der achttiende eeuw, hoewel deze kruis eerst later na de invoering der nieuwe psalmberijming van 1773 inde kerkboeken werd opgenomen, bestaat er wel geen bezwaar dit identieke verschijnsel ook hier in denzelfden tijd te plaatsen en deze tonenreeks dus te kunnen dateeren vóór circa 1750. De wacht om een turrevie was reeds bekend uit het amsterdamsche mannen; koortje uit omstreeks 1840, dat ik opnieuw heb uitgegeven in het voorlaatste jaarboek onzer Vereeniging. De roep inde Muzikale straatzangen daar in Bes 1 genoteerd is niet anders dan een onbeteekenende variant, wat over en weer pleit voor de betrouwbaarheid der opteekeningen. 1 Jaarboek Amsfelodamum VII (1909). Bijlage partituur p. 6 tenor regel 4. 75