Tekstweergave van GA-1911_JB009_00098

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
kwartaal der zeventiende eeuw reeds voorkomt, het eerst in 1626 inde Neder* landtsche gedenckclanck, later in 1627 inde Amsterdamsche pegasus, in 1638 in Pers Bellerophon, in 1644 in Westerbaen’s Mijmerdichten en in 1645 in de Haerlemsche winterbloempjes, liedboeken van geen volksaardig karakter, maar bestemd voor de hoogere standen. Daarna daalt de melodie tot den burgerstand met een piëtistische neiging; in 1664 is de stemverwijzing te vinden in 'f Geestelyck kmydtbofken en in ’t Groot achterhof ken l . Uiteen en ander zou dus kunnen volgen, dat dit ratelwachtslied om zijn stemverwijzing gedateerd zou moeten worden op omstreeks 1625. Toch is dit om deze reden niet waarschijnlijk. Een volksaardig lied zal eerder gezongen zijn op een melodie uit den middel* dan uit den hoogeren stand, wat er toe noopt het ontstaan te stellen op 1650 a 1660, waartoe het taaleigen ook reeds aanleiding had gegeven. Er is echter eene overweging, die doet twijfelen of de stemverwijzing wel juist is. Indien aangenomen wordt, dat deze 27e druk van het Haerlems oudt hedtboek (1716}, waarin de woordentekst van De iney die komt ons by is afgedrukt, den ouden dichtvorm goed bewaard heeft, dan had de wijs een metrum, dat niet al te best overeenkomt met dat van het Ratelaerslied. Twijfel hetzij aan de eene, hetzij aan de andere zijde zou dus niet misplaatst zijn. Daartegen over staat, dat van de melodie onderscheidene zangversies bewaard zijn: uit 1626, 1628, 1631, 1655 3 en 1676 3 , die onderling ook weer heel wat verschillen en ook weer anders zijn dan de klaviernotatie uit 1671, die ik voor een paar jaar publiceerde 4 . De verhouding dezer notaties onderling is niet gemakkelijk vast te stellen, maar zooveel blijkt uit die verscheidenheid alleen reeds, dat deze melodie in volks* en volksaardige kringen bekend geweest moet zijn, waar zangwijzen, meer dan ergens anders, door bewegelijk* heid onderhevig zijn aan verandering. Indien dus van het onbewezen feit wordt uitgegaan, dat deze zangwijs dateert uit het begin der zeventiende eeuw, dan volgt uit de overweging, dat metrum van melodie en vers niet goed op elkaar sluiten, niet, dat de stemverwijzing verkeerd is, maar wel dat de mehmelodie van het 1 Bewijsplaatsen bij Van Duyse t. a. p. 383. 2 Den singenden swaen, ed 1664, 191, 221. 3 Lodensteyn, Uytspanningen, ed 1695, 202. 4 Dertig jaar muziek in Holland. Haarl. 1904 Bijlage p. 1, 72