Tekstweergave van GA-1911_JB009_00097
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Dat
dit
laatste
lied,
dat
ook
opgenomen
is
in
onderscheidene
uitgaven
der
noordhollandsche
mopsjes
l
ouder
is
dan
1711,
behoeft
bijkans
geen
betoog.
De
vier
laatste
regels,
die
kennelijk
niet
tot
het
lied
behooren,
vormen
blijkbaar
een
ratelwachts*morgengezang,
waarvan
hierachter
nog
twee
voorbeelden
ter
spraak
zullen
komen,
en
die
vrij
zeker
tot
inde
zestiende
eeuw
terug
gaan;
het
lied
zelf
meen
ik
daarentegen
te
kunnen
dateeien
op
omstreeks
1650,
met
name
om
de
woorden
gespelen
en
schank
inde
derde,
t
Sa
inde
vierde,
soetertjes
inde
vijfde
en
lusjes
inde
zesde
strofe.
In
overeenstemming
daar*
mede
is
de
overweging,
dat
de
noorcbhollandsche
mopsjes
hun
vorm
gekregen
hebben
kort
voor
1670,
wat
ik
elders
heb
trachten
aan
te
toonen".
Inde
stem
verwijzing
ligt
echter
schijnbaar
een
onbedriegelijk
kenteeken
om
te
bepalen
vóór
welk
jaar
het
lied
niet
gedicht
zou
kunnen
zijn.
Het
is
echter
niet
bekend
wanneer
gedicht
is
het
De
mey
die
komt
ons
by
seer
bly
De
winter
kout
ons
nu
verlaten
heeft
’t
Gebloemte
dat
komt
uyt
en
spruyt
Door
Febus,
die
ons
nu
sijn
wermte
geeft.
Dianes
nagte
lang,
Boreas
stuer
en
strang
Ons
nu
verlaten,
in
vrolyckeyd
leeft;
De
nachtegael
singt,
dat
geytjen
dat
springt
Het
swalefken
zweeft
8
.
Chronologisch
weten
wij
van
deze
melodie
alleen,
dat
zij
in
het
tweede
1
O.a.
in
’f
Groot
hoorns,
enkhuyser,
alkmaarder
en
purmerender
liede-boeck.
f
Amstel*
dam,
by
d’
erve
de
wed.
G.
de
Groot,
boeckverkoopster.
1731,
126.
Ook
in
het
Enchuyser
lied=boecxken,
behelsende
eenighe
bruylofts=psalmen,
en
verscheyden
seer
ver=
maeckelijcke
bruylofts
liederen.
Op
nieuws
met
eenige
fiaeye
liedekens
vermeerdert
ende
ver
-
betert.
t'
Enchuysen,
gedruckt
by
Jan
Palensteyn,
boeckverkooper
op
de
ZuydersHaven*
dijck.
p.
123.
(incompl.
ex.
bij
dr.
P.
Leendertz
Jr.
te
Amsterdam;
volgens
Repertorium
muziekgeschiedenis
p.
65
verschenen
in
1686).
Als
oudste
druk
is
in
bovenstaanden
afdruk
deze
echter
niet
gevolgd
in
orthografie,
omdat
de
Thirsis
beter
het
amsterdamsche
taal*
eigen
heeft.
2
Zie
mijn
Gerardus
Havingha
en
het
orgel
inde
Groote
=
of
Sint
Laurenskerk
te
Alkmaar.
Amst.
1908,
22.
Vgl.
G.
Kalff,
Het
lied
inde
Middeleeuwen.
Leid.
1883,
666
vgl.
en
de
daar
aangehaalde
literatuur.
3
Aldus
de
eerste
strofe
er
zijn
er
in
het
geheel
zes
bij
Fl.
van
Duyse,
Het
oude
nederlandsche
lied.
I,
382,
die
den
tekst
ontleent
aan
den
2en
druk
(1716)
van
het
Haerlems
oudt
liedboeck.
71