Tekstweergave van GA-1911_JB009_00095

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
RATELAERSsLIED 1 Stem: Daer waren drie Boerinnetjes Vryertjes wilje met my gaen, Ik sal u brengen daer sy staen, Die u by duister nachten, Soo vlijtig staen op wachten, Gaet niet voorby gy zijt gesien, Treet vry ras in, de Klok het tien. Wel soete Juftertjen hoe staet gy dus, Zijt gy soo weig’rig voor een kus, Al ben ik een out Klapper, Ik ben nochtans geen snapper, Ik klap, maer ik snap niet van mijn self, Dus wil u haesten: de Klok het elf- Kust vry soo dikwils dat het klapt, Maer wagt dat gy uw vreugt versnapt, Schoon dat ik ga by donker, Nog ken ik wel een Jonker, Die hem garen met een meisjes Rok Dekt dat hy sweet, twaelf het de Klok. Soete geselschap weest verheugt, De Ratelaer siet garen vreugt, Al kost hy u beklappen, Hy sal van u niet snappen, Hy is van hout nog van steen, Dus lustig vrolik, de Klok het een. Jonge Juffertjes als je word gevrijt, Siet datje niet te spijtig zijt, En wilter niet meê jocken, Maer wil de Karsjes plocken Alsse zijn rijp, soo doet ook meê, Toeft niet te lang: de Klok het twee. Als je jou lusjes dan hebt gevoet, ’t Is tijd dat jy ’t nog eensjes doet En wilt het nog eens wagen, ’t Sal nu wel haest gaan dagen, Als je niet kunt, soo weet ik wie Nog wel eens wil, eerde Klok het drie. De Nagt verdwynt, den dag komt aen, ’t Is tijd dat ik naer huis sal gaen, Gy swak vermoeide knaepjes, Rijst uit uw soete slaepjes. Kom gaet met my en maekt goed Gier, Eer men u kipt, de Klok het vier. Zou, zoo men wil, dit vers er nog mede door kunnen, het andere is eenigs* zins vrijer: over de Eenhoorn sluis. De verhouding tusschen Willem en Johannes ken ik niet. De eerste werd 23 juli 1708, de laatste 17 mei 1694 in het amsterdamsche hoeks verkooperssgilde ingeschreven. In 1707 gaven Jan Graal, Johannes en Willem van Heekeren samen uiteen editie van Don Quichot. In 1716 bezorgde Johannes alleen een complete uitgaaf van de drie deeltjes van Thirsis minnewit. Andere uitgaven van Willem ken ik niet. Graal kan geïdentificeerd worden met den refugié Jean Garrel, van Mons tauban, die 6 februari 1690 werd ingeschreven. 1 Thirsis minnewit. 111. Amsterdam, Johannes van Heekeren, 1711, 80. 69