Tekstweergave van GA-1911_JB009_00092
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Straks
heb
ik
u
gesproken
over
het
heit,
dat
zekere
politie*afdeelingen
anders
genaamd
werden
als
zij
in
werkelijkheid
heetten
en
toonde
u
aan,
hoe
of
het
woord
ruiterwacht
gereedelijk
aanleiding
zou
kunnen
geven
tot
verkeerde
conclusies.
Ik
bleef
u
echter
het
bewijs
schuldig,
dat
de
officieele
ratelwacht
de
nachtwacht
genoemd
werd.
Was,
naar
mij
toeschijnt,
in
het
begin
der
zeventiende
eeuw
de
nachtwacht
in
het
bijzonder,
zoo
niet
uit*
sluitend,
die
afdeeling
van
de
ruiterwacht,
welke
was
aangewezen
’s
nachts
het
Stadhuis
te
bewaken
1
,
gaandeweg
werd
door
het
verminderen
in
sterkte
der
ruiterwacht
in
Wagenaar’s
tijd
bestond
zij
uit
slechts
zes
man
2
deze
benaming
gelijk
gesteld
aan
die
van
de
wachters
van
het
stadhuis,
en
ging
de
naam
van
nachtwacht
over
naar
de
ratelwacht.
Velen
uwer
hebben
nog
gekend
de
kermis*
en
nieuwjaarswenschen:
een
erbarmelijk
stuk
rijme*
larij,
erbarmelijk
slecht
gedrukt,
erbarmelijk
opgedirkt
met
een
versleten
en
platgedrukte
houtsnede,
dat
als
heil*
en
zegebede
aan
de
ingezetenen
tegen
een
fooi
werd
aangeboden
door
de
brandblusschers,
door
den
torenwachter,
door
den
vullisman,
kortom
door
de
werklieden
inde
onderscheidene
takken
van
gemeentedienst.
Wanneer
dit
gebruik
in
zwang
gekomen
is,
weet
ik
niet.
Schotel
meent
het
terug
te
kunnen
brengen
tot
de
zestiende
eeuw
3
;
Ter
Gouw
ziet
het
aan
voor
eene
nawerking
eener
usance
bij
de
kamers
van
rethorica
*
en
hij
kan
daarin
wel
gelijk
hebben,
gegeven
het
feit
dat
alle
jaren
nog
op
1
januari
een
nieuwjaars*vers
gelezen
wordt
inde
haarlemsche
sociëteit
Trouw
moet
blijken
eenerzijds,
anderzijds
inden
amsterdamschen
nieuwjaarswensch
van
Thomasvaer.
Hoe
dit
echter
zij,
in
het
einde
der
zeventiende
eeuw
be*
stond
het
gebruik
in
Amsterdam.
Ten
archieve
hier
berust
zulk
een
nieuw*
straat
3
jan.
1660,
zie
ook
Fokkens,
Beschryvinge
van
Amstehedamme.
Amst.
1662,
73;
Bontemantel,
Regeeringe.
11,
499
;
Elias,
Vroedschap.
11,
976.
1
In
art.
9
van
de
Articulen
hij
mijnen
heeren
den
Burgemeesteren
geovdonneert
op
de
nachtwake
deser
stede,
17
dec.
1620
gearresteerd,
werd
bepaald:
„Item
degeene
diet
zijn
beurte
is
de
vierschare
te
beware,
ende
hij
aldaer
bevonden
worden
te
slapen,
ofte
absent
te
zijn,
zal!
verbeuren
zijnen
dienste,
ende
noch
arbitralijck
gecorrigeert
werden”.
(Groot
Memoriaal
dl.
2
(1545—1624)
101.
290).
2
Wagenaar,
Amsterdam.
3e
stuk
1767,
182
3
.
3
Schotel,
Vaderlandsche
volksboeken.
Haarl.
1873,
I,
286.
4
J.
ter
Gouw,
De
volksvermaken.
Haarl.
1871,
115;
Le
Long,
Historische
beschryvinge
van
de
reformatie
der
stadt
Amsterdam.
1729,
559
drukt
in
fragment
af
een
Nieuwjaars
liedeken
uit
1581
van
de
amsterdamsche
kamer
In
liefde
bloeyende,
gedrukt
door
Harmen
Jansz.
66