Tekstweergave van GA-1911_JB009_00089

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
uurwerken te Amsterdam; het éene op den Stadhuistoren, het tweede op den Oudekerksstoren en het derde op de Vrouwekapel 1 . Onvoldoende voor de geheele burgerij liet de regeering in 1543 een vierde uurwerk maken inde Oudezijdsskapel, daartoe door de omwonenden aangezocht 3 . Die uurwerken konden uiteraard niet voldoen; een behoorlijke gang werd aan de uurwerken eerst gegeven door Christiaan Huygens, die in 1658 octrooi verkreeg op zijn slingeruurwerken, die in datzelfde jaar voor het eerst in practijk kwamen te Scheveningen en te Utrecht 3 . Vóór dien tijd behoorde het tot den werkkring vaneen torenwachter of een schoolmeester de stadsklokken dagelijks gelijk te zetten, wat hier in Amsterdam in het midden der zeventiende eeuw alle morgen gebeurde volgens de tijdaanwijzing gegeven door het uurwerk op den Oudekerksstoren 4 . Een aardig bewijs daarvan in het algemeen geeft de westfriesche schoolmeester Dirck Adriaensz. Valcoogh in zijn Regel der duytsche schoolmeesters in 1591 hier bij Cornelis Claesz. verschenen, waar hij onder de achttien deugden, die een goed schoolmeester behoort te hebben ook opnoemt „die cloc te stellen, dat sy de uren op haar tyt voortbringen” 5 , wat bij een regelmatigen gang waarlijk niet noodig zou zijn geweest. Dat daarom ook naast de torenuurwerken van overheidswege op andere wijze gezorgd werd voor tijdaanwijzing vóór het midden der zeventiende eeuw, is dus niet te verwonderen. Maar er zijn ook voor een latere periode utiliteitss redenen, waarom de trompetters op de torens en de ratelwachtssuurroepen gehandhaafd bleven. Wel is waar kregen de bestaande en dein de nieuwe stadss kwartieren opgerichte openbare gebouwen, uurwerken, o. a. de Montelbaansstoren in 1606; de Zuiderkerk omstreeks 1614, de Nieuwezijdsskapel in 1621, de Westers kerk vóór 1644, het nieuwe Stadhuis in 1655, de Munttoren vóór 1668 en de 1 23 Januari 1505 nemen Burgemeesteren aan meester Dircks Suepaert „om te onders houden ende repareren die horologien te weten van de oude kercke, van de stadthuys en van ons Vrouwe capelle”. (Groot= Memoriaal no. 1 fol. 251 verso.) 2 De oude tijd. 1874, 352. 3 A. J. Servaas van Rooijen in Eigen haard 1889, 121. 4 Beschrijvende het nieuwe klokkenspel op dien toren schrijft Fokkens {Beschrijvinge der wydUvermaarde koop=stadt Amsielredam. Amst. 1662, 195). „Dit sal ick noch voor 't lest tot eer van dit Uurwerk zeggen, dat alle de Stadts Uurwerken en Kloeken in dese Stadt, alle morgen, volgens de Uurwijser en ’t Klockslagh van desen Tooren moeten gesteld worden." 5 Uitg. Schotel ’s Gravenh. 1875, 8. 63