Tekstweergave van GA-1911_JB009_00084

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
zin had, die zich heel wel liet vereenigen met de op de schilderij voorge* stelde handeling, waarvan destijds nog bij traditie de eigenlijke beteekenis bekend kan zijn geweest? Ik geef dit echter voor niet meer dan het is: een los denkbeeld, en ik doe het, omdat inden laatsten tijd bepleit is niet alleen, dat de naam nachtwacht er wel door zou kunnen, maar waarvoor zelfs volledig eerherstel opgeëischt is De ruiterwacht en ik wil u er even op wijzen om geen verkeerden indruk te wekken was geen bereden politie; het woord ruiter had vóór circa 1600 de algemeene beteekenis vaneen licht gewapenden soldaat, zoowel te paard als te voet 3 , wat u duidelijk zal zijn, indien gij u herinnert het kinderspelletje vaneen rüter te peerd 3 , welke uitdrukking, schijnbaar een pleonasme, zulks inderdaad niet is. Haar taak bestond, althans na de Satisfactie, het geussworden der Stad in 1578, naar het schijnt meer in het bijzonder in het bewaken van het stadhuis. Voor stedelijke politiedienst was zij echter ontoereikend. In navolging van hetgeen o.a. in Haarlem het geval was, waar in 1531 reeds ratehof nachtwakers waren 4 , werd bij vroedschapssresolutie van 15 december 1585 naast de staande ruiter*, een gaande ratelwacht ingesteld 0 . De Vroedschap formuleerde haar besluit in deze termen: Ten voorsz. daeghe hebben mijnen heere de Burgermeesteren de XXXVI Raede voorge* gehouden hoe dat zij metten crijchsraet goet hebben gevonden omme alle periculen bij dese avonden ende sware tijden hoe langer hoe meer alter straten vallende te verhoeden boven die oude ruyterwacht noch geordonneert hebben een nyeuwe gaende ratelwacht, die welcke ratelwacht zonder licht met haer ratels twe ende twee van tsavondts dat het doncker wordt tot smorghens vrouch met behoorlick geweer omme zullen ghaen in allen hoecken ende plaetsen deser stede, ende daer zij enich onbehoorlick rumoer off actie tegens die willekeuren deser stadt vernemen diezelve daer off vermaenen ende aen 1 Mevr. Goedkoop—De Jong in Onze kunst 1907, 123; dr. C. te Lintum in Nieuwe rotterdamsche courant 4 febr. 1910, Avondbl. A; 5 febr. 1910, Avondbl. B. 2 Verdam t. a. p.5502.3 2 . 3 A. de Cock en Is. Teirlinck, Kinderspel &- kinderlust in Zuid=Nederland. Gent 1904, IV, 80; J. H. Gallée, Woordenboek van hetgeldersch=overijselsch dialect, ’s Gravenh. 1895. Vgl. ruyter te peerde = gendarme a cheual inden Jhesavrus thevtonkae lingvae. Antv. Christ Plan* tin 1573, i. v.; ruiter te voet = voetganger bij Van Dale’s Groot woordenboek 4e dr. 1898, 1440 2 ; en het wrkw. ruiteren bij G. J. Boekenoogen, De zaansche volkstaal. Leid. 1897, 861. 4 Index op keur » en gebodregisters van de stad Haarlem van 1490 tot 1694, aangevuld tot 1755. Uitgegeven door mr. A. J. Enschedé, ’s Gravenh. 1875, 60. 5 Resolutie Vroedschap dl. 5 (1584—1588) 15 dec. 1585 fol. 196 verso. 58