Tekstweergave van GA-1911_JB009_00083
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
officieel
bekend
was.
Wilt
ge
een
voorbeeld
?
Een
agent
van
politie,
een
smeris',
zooals
de
jongens
van
de
vlakte
zeggen,
noemt
men
ook
aan
de
commissariaten
een
diender,
wat
hij
niet
is
en
ook
nooit
geweest
is;
de
diender,
de
gerechtsdienaar
of
diefleider
was
een
justitieel
beambte,
onderge*
schikt
aan
den
Schout,
eenigszins
te
vergelijken
met
den
rijksveldwachter,
die
beschuldigden
voor
de
rechtbank
brengt
3
.
Indien
ik
daarom
de
ruiterwacht
noem,
maar
niet
verklaar,
is
daarmede
tevens
gezegd,
waarom
dat
eveneens
het
geval
is
met
andere
bewakings*
lichamen
der
zeventiende
eeuw:
schutterij
en
nachtwacht.
Daarmede,
vooral
met
het
woord
nachtwacht,
raak
ik
een
netelig
punt
uit
Amsterdam’s
verleden.
Is
de
benaming
nachtwacht
voor
Rembrandt’s
meesterstuk
van
1642
inderdaad
onjuist,
wat
de
kunstwetenschap
der
laatste
25
jaar
aanneemt?
Dat
hier
een
schutterij*handeling,
zij
het
ook
fantastisch,
is
uitgebeeld,
is
onbetwistbaar.
Maar
die
schutterij
had,
althans
een
halve
eeuw
te
voren,
nog
andere
diensten
te
bewijzen,
dan
o.a.
door
het
betrekken
der
wacht
bij
de
poorten,
te
zorgen
voor
de
veiligheid
der
stad
naar
buiten.
Bij
brand
b.v.
moest
zij
voor
straat*
afzetting
zorgen,
wat
tot
aan
de
opheffing
der
schutterij
in
1907
de
taak
is
geweest
van
het
brandpiket.
„Alsoo
in
deze
periculosen
tijd
voor
alles
nodich
is,
datter
binnen
deser
stede
goede
wacht
ende
toezicht
werde
gehouden,
insonders
ten
eynde
bij
brant
oft
ander
onraet
geen
confusie
en
gebuere",
is
de
aanhef
vaneen
keur
van
de
Gerechte,
waarbij
de
stad
in
october
1579
in
elf
schutterswijken
verdeeld
werd
3
.
Maar
tegen
brand
had
later
ook
die
politie*afdeeling
te
waken,
die
men
de
nachtwachts
noemde.
Zou
het
kun*
nen
zijn,
gegeven
de
naamsverwisseling
van
verschillende
dezer
functiona*
rissen,
dat
het
achttiende*eeuwsche
woord
nachtwacht
hier
in
Amsterdam
een
1
Over
de
etymologie
van
dit
woord
schreef
dr.
F.
A.
Stoett
in
De
amsterdammer,
weekblad
voor
Nederland
,
5
nov.
1905.
2
Hoewel
het
niet
onbekend
is,
zij
hier,
ook
omdat
de
materie
in
hetgeen
volgt
uiter*
aard
vluchtig
aangeroerd
wordt,
vermeld,
dat
in
1509
de
dienders
alleen
en
uitsluitend
gerechtigd
werden
bordeelen
te
houden;
als
plaats
daartoe
werd
bestemd
de
Pijlsteeg
en
de
Halsteeg.
Inde
willekeur
van
24
januari
1509
van
de
Heeren
van
den
Gerechte
heeten
deze
schoutsdienaren
„des
Heeren
Dienaeren”,
„des
Schoute
Knapen”
en
„’s
Heeren
Knapen”.
Beide
willekeuren
zijn
gedrukt
bij
Dapper,
469—471.
In
1578
werd
hun
dit
recht
ontnomen.
Vgl.
Bontemantel,
De
regeeringe
van
Amsterdam.
I,
80.
3
Keurboek
G
202
verso
bij
J.
A,
Jochems,
Amsterdams
oude
burgervendels.
Amst.
1888,
Bijlage
p.
111.
57