Tekstweergave van GA-1911_JB009_00082
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
aan
gegeven
en
later
uitgebreid
tot
landss
en
staatsbestiering
3
,
maar
wel
naar
hedendaagsche
opvatting
als
dien
tak
van
overheidszorg,
welke
moet
trachten
te
voorkomen
alle
feiten,
die
de
openbare
orde,
rust
en
veiligheid
kunnen
verstoren
of
de
vaststaande
rechten
van
bepaalde
personen
kunnen
krenken
en
die
moet
medewerken
ter
ontdekking
van
gepleegde
feiten
en
ter
opsporing
van
de
daders
de
politie
dan
liet
bijzonder
veel
te
wenschen
over.
Zulks
lag
inde
reden.
Het
stedelijk
bestuur
had
daartoe
noch
de
macht,
maar
evens
min
de
middelen.
Eerst
de
fransche
tijd
verschafte
die,
toen
bij
keizerlijk
decreet
van
25
maart
1811
deze
tak
van
dienst
door
het
geheele
Keizerrijk
geregeld
werd
en
daaruit
gaandeweg
zich
een
goed
georganiseerd
gemeentelijk
politics
wezen
ontwikkelde,
gedeeltelijk
in
navolging
van
het
stelsel
te
Londen,
waar
in
1829
een
straatpolitie
van
circa
2000
man
werd
ingesteld
4
,
gedeeltelijk
en
dat
vooral
door
de
bevoegdheden
aan
den
Burgemeester
verleend
bij
de
Gemeentewet
van
1851
(art.
184
tot
189).
In
het
midden
der
zestiende
eeuw
was
hier
in
Amsterdam
een
ruiterwacht.
Reeds
dadelijk
doet
zich
een
historische
moeielijkheid
voor.
Wat
was
de
ruiters
wacht,
of
nader
gepreciseerd,
welke
waren
hare
functies?
Die
vraag
is
niet
wel
te
beantwoorden;
immers
bij
de
historische
reconstructie
van
Amsterdam’s
administratief
verleden
vóór
circa
1650
wordt
de
onderzoeker
belemmerd
door
het
gemis
aan
de
noodige
bescheiden,
die
bij
de
stadsbranden
van
1421
en
1452
en
bij
den
stadhuisbrand
van
7
juli
1652
teloor
zijn
gegaan
5
.
Door
inductie
moet
dan
getracht
worden
door
het
raadplegen
van
jongere
bescheis
dente
geraken
tot
de
kennis
van
het
oudere.
En
in
het
onderhavige
geval
zijnde
moeielijkheden
daaraan
verbonden
des
te
grooter,
omdat
ik
den
indruk
heb
gekregen
dat,
wel
is
waar
zelfs
tot
op
onze
dagen
toe
zekere
benamingen
van
politiesafdeelingen
zijn
blijven
bestaan,
maar
dat
hun
functies
zich
wijzigden
ten
gevolge
van
organieke
besluiten
niet
alleen,
maar
ook
dat
de
spraakmakende
gemeente
zulk
eene
afdeeling
wel
eens
anders
noemde
als
1
[Meijer],
Nederlandsche
woordenschat,
4e.
dr.
Amst.
1663,
205.
2
t.a.
p.
11e
dr.
Amst.
1787,
I,
209.
3
Deze
definitie
werd
aldus
geformuleerd
door
den
commissaris
van
politie
W.
E.
H.
Koster
Henke
in
zijn
mondelinge
theorie
aan
de
amsterdamsche
politiebeambten
gegeven.
4
Penningmagazijn
voor
de
ieugd.
1839,
414;
Encyclopxdia
americana
ed.
1835.
VIII,
6
1
i.
v.
London.
5
Vgl.
dr.
Joh.
C.
Breen
in
Jaarboek
Amstelodamum
VI,
109.
56