Tekstweergave van GA-1910_JB008_00178
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Bij
het
lezen
van
B.
S.
Nayler’s
levensloop
te
Amsterdam
verplaatst
men
zich
aanvankelijk
in
gedachte
naar
het
einde
van
het
eerste
vierde
deel
der
vorige
eeuw,
zegge
1825.
Amsterdam’s
halve
maan
lag
toen
aan
de
landzijde
nog
geheel
besloten
tusschen
hare
bolwerken,
en
al
de
poorten,
die
’s
avonds
bij
het
luiden
van
de
boomklok
dichtgegrendeld
werden,
stonden
nog
overeind.
Toen
was
de
Dam,
waar
de
firma
Nayler
&
Co.
zich
ongeveer
in
1820,
eerder
vroeger
dan
later,
vestigde,
een
geheel
open
plein.
Wanneer
men
vanaf
de
voorpui
van
het
gewezen
stadhuis,
dus
vanaf
~de
kleine
steentjes”,
het
oog
wendde
inde
richting
van
het
Damrak,
dan
ont
-
waarde
men,
naast
„Het
huis
onder
’t
zeil”,
in
het
verschiet
de
overdekte
banken
van
de
groote
Zeevischmarkt.
„De
roode
leeuw”
en
„De
hond
inde
pot”
waren
elkanders
stand
-
vaste
overburen;
bij
de
Kalverstraat
vertrok
de
wagen
van
Bouricius
naar
Gelderland,
en
bij
den
Nieuwendijk
de
diligence
van
Van
Gend
en
Loos
naar
Brabant.
De
eigenlijke
dam
in
het
bed
van
den
Amstel,
de
Vijgendam,
waarvan
de
oude
„Plaetse”
het
groote
verlengstuk
is,
bekoorde
den
wandelaar
door
zijne
harmonische
bouwkunst.
In
overeenstemming
met
dezen
bouwstijl
was
Amsterdam’s
eerste
beursgebouw
aan
het
Rokin,
dat
in
een
omzien
door
het
nog
bestaande
poortje
te
bereiken
was
en
toen
in
staat
van
verzakking
verkeerde.
Van
al
de
beurzen,
die
Amsterdam
heeft
mogen
aanschouwen,
was
misschien
de
Platjesbeurs
nog
wel
de
veiligste.
Inde
bogen
van
de
oude
Beurs,
langs
de
Beurssteeg,
vond
men
twee
inrichtingen,
die
nog
lang
inde
herinnering
van
oud-Amsterdammers
hebben
voortgeleefd
:
de
Kortegaard
en
het
Zuurhuis
vanTeuntje
Spekman.
Nayler
kwam
van
Londen
over
naar
Amsterdam
inden
tijd
van
de
smeerkaarsen
en
dompers,
van
de
zwavelstokken
en
ganzepennen,
van
de
brommertjes
en
de
trekschuiten.
Geen
verwondering
behoeft
het
te
baren,
dat,
in
welk
vak
en
wanneer
dan
ook,
de
komst
van
vreemdelingen
met
afwijkende
gewoonten,
manieren,
handels-usances
enz.,
schrik
inde
gemoederen
teweegbracht
en
ontstemming
bij
hunne
Nederlandsche
vakbroeders,
in
dit
geval
de
boekverkoopers.
Van
die
zijde
heeft
de
„bookseller”
Nayler
met
veel
openlijke
en
geheime
tegenwerking
te
kampen
gehad.
Kruseman,
in
zijne
Bouwstoffen
',
noemde
hem,
en
ook
Cannongette
1
Bouwstoffen
voor
eene
geschiedenis
van
defi
Neder
landschen
boekhandel
I,
Iste
stuk,
bladz.
22J-.
141