Tekstweergave van GA-1910_JB008_00080
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Hij
redeneerde
aldus.
Den
12
den
October
was
Egbert
te
Aken
en
stond
als
getuige
bij
een
brief,
door
den
keizer
gegeven
ten
gunste
van
bisschop
Godfried.
De
vriendschap
was
dus
toen
hersteld
en
’t
verdrag
reeds
gesloten.
Waarschijnlijk
was
dit
kort
te
voren
terzelfder
plaatse
geschied;
wij
kunnen
het
dus
op
den
10
den
of
11
den
October
stellen
1
.
Zeker,
dat
kunnen
wij;
alleen
moet
worden
geconstateerd,
dat
Ter
Gouw,
gelijk
wel
meer,
al
redeneerende
een
zuivere
onderstelling
doet
aanzwellen
tot
een
bewezen
feit.
Immers
Egbert
staat
als
getuige
voor
■den
keizer,
niet
voor
den
bisschop.
En
gesteld
al,
dat
destijds
de
ver
-
zoening
was
tot
stand
gekomen,
waarom
moet
die
juist
eenige
dagen
vroeger
zijn
gesloten?
Bovendien
kan
ook
na
October
1171
de
ver
-
houding
weer
minder
vriendschappelijk
zijn
geworden.
Er
is
zelfs
aan
-
leiding
om
eerder
aan
1172
dan
aan
1171
te
denken.
Uit
het
stuk
blijkt,
dat
Philippus,
aartsbisschop
van
Keulen
2
,
door
den
keizer
tot
scheidsrechter
tusschen
den
bisschop
en
Egbert
van
Aemstel
is
aan
-
genomen.
Welnu,
juist
in
1172
heeft
de
Keulsche
kerkvorst
andere
zaken
inde
Nederlanden
geregeld
3
.
Maar
verder
dan
vermoeden
mag
men
niet.
De
meeste
der
getuigen
van
onze
oorkonde
komen
voor
ineen
charter
van
bisschop
Godfried
van
1169
4
,
terwijl
in
1176
de
meeste
hunner,
proosten
en
dekens
der
Utrechtsche
kapittelen,
door
anderen
zijn
vervangen
5
.
Daartusschen
moet
dus
onze
oorkonde
vallen.
De
dateering
der
oorkonde
blijft
dus
onzeker.
Haar
inhoud
is
evenwel
van
genoeg
belang,
om
er
even
bij
stil
te
staan.
De
bisschop
klaagt,
dat
hij
niet
alleen
van
zijn
edelen,
maar
ook
van
zijn
dienstmannen
allerlei
inbreuk
op
zijn
rechten
heeft
moeten
verduren
6
.
Met
name
heeft
Egbert
van
Aemstel
de
Kerk
zeer
benadeeld
door
alle
opkomsten,
die
zij
in
het
land
van
Aemstel
en
elders
bezat,
aan
zich
te
trekken.
Daarvoor
heeft
de
bisschop
hem
met
den
ban
belegd
;
toen
dat
niet
hielp,
heeft
Godfried
zich
bij
den
keizer
beklaagd,
waarop
de
rijksban
over
Egbert
is
uitgesproken.
Eindelijk
is
Philippus,
aartsbisschop
van
Keulen,
op
bevel
des
keizers
als
scheidsrechter
opgetreden.
Door
diens
1
Ter
Gouw,
I.
28.
2
1167—1191.
3
Sloet,
n°.
334.
Het
is
wellicht
niet
toevallig,
dat
juist
in
deze
oorkonde
Egbert
van
Aemstel
als
ministerialis
onder
de
getuigen
voorkomt.
Een
andere
beslissing
van
Philips
van
Keulen
in
het
geschil
tusschen
bisschop
Godfried
en
den
graaf
van
Holland
is
ongelukkig
ongedateerd.
Van
den
Bergh,
1,
n°.
154;
Sloet,
n°.
835.
4
Sloet,
n°.
328.
5
Sloet,
n°.
341.
Te
vergelijken
zijn
verder
nog
Van
den
Bergh,
I,
n°.
137
en
158;
Sloet,
n°.
316,
341
en
342.
G
Overeen
vroegeren
strijd
van
bisschop
Godfried
met
zijn
ministerialen
in
1159
en
1160,
waarbij
evenwel
Egbert
niet
wordt
genoemd,
vgl.
Amiales
Egmundani,
bij
Sloet,
n°.
308.
53