Tekstweergave van GA-1910_JB008_00076
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
luchtig
huis
van
Aemstel.
„Zijn
„vervloekte
gouddorst”
om
een
uitdrukking
van
Vergilius
te
gebruiken
stempelde
hem
tot
eender
meest
trouwelooze
zonen
uit
den
stam
der
Van
Aemstels
en
zijne
blinde
hebzucht
zette
hem
aan
de
handen
te
leggen
op
goederen,
welke
hem
rechtens
niet
toekwamen.
Maar
daardoor
verbeurde
hij
zijn
ambt
van
dienstman
(ministerialis)
en
moest
hij
zich
op
het
einde
zijns
levens
met
dat
van
meijer
(villicus)
tevreden
stellen
:
alzoo
aan
eigen
lijf
gevoelend:
„Hoe
hij
zich
kwetst
die
majesteiten
schendt”
*.
Voor
dezen
toorn
tegen
Egbert,
voor
deze
voldoening
over
den
val
van
den
snoodaard
is
inderdaad
geen
reden.
De
heer
Vander
Loos
behoeft
niet
strenger
tegen
Egbert
te
zijn
dan
de
bisschop
te
Utrecht
zelf,
die
hem
steeds
weer
in
genade
aannam.
Wat
is
de
zaak?
Wij
kennen
haar
uit
twee
stukken.
Inde
reeds
genoemde
oorkonde
van
Frederik
Barbarossa
van
1156
stelt
de
keizer
de
grenzen
vast
tusschen
de
goederen
van
het
kapittel
van
St.
Marie
en
die
van
Egbert.
Deze
had
namelijk
ten
overstaan
van
bisschop
Herbert
2
de
rechtspraak,
accijns
en
de
tienden
van
zeker
nieuw
aangewonnen
landen
en
aan
het
kapittel
van
St.
Marie
overgedragen,
maar
daarna
weer
in
bezit
genomen;
wederom
was
hij
gedwongen
er
afstand
van
te
doen
in
handen
van
den
keizer,
die
daarop
vier
scheidsrechters
benoemde
om
een
verdeeling
van
de
betwiste
rechten
en
goederen
voor
te
slaan;
het
voorstel
der
beeëdigde
scheidsrechters
wordt
nu
door
den
keizer
bekrachtigd;
de
overige
geschillen
worden
naar
de
bisschoppelijke
rechtbank
verwezen
3
.
Wie
hier
formeel
en
feitelijk
gelijk
heeft,
is
niet
duidelijk,
maar
ook
bovendien
van
geen
belang;
het
is
een
van
de
vele
geschillen
over
nieuwe
landen,
die
inde
Middeleeuwen
veelvuldig
voorkwamen
Het
tweede
stuk,
waarom
het
hier
gaat,
is
ongedateerd.
Wagenaar
stelde
het
tusschen
1172
en
1176,
Van
Spaen
tusschen
1169
en
1174,
met
blijkbare
voorkeur
voor
1172.
Ter
Gouw
meende
te
kunnen
be
-
wijzen,
dat
de
oorkonde
op
10
of
11
October
1171
was
uitgevaardigd.
1
Vander
Loos,
76.
Wij
zijn
benieuwd
het
oordeel
van
den
heer
Vander
Loos
te
ver
-
nemen
over
bisschop
Godfried
zelf,
dien
hij
door
Egbert
van
Aemstel
zoo
zeer
verongelijkt
acht.
Immers
deze
bisschop
moest
in
1178
de
tienden
van
Driel,
Giessen
en
W'oudrichem,
die
hij
zich
zelf
toegeëigend
had,
aan
het
kapittel
van
Oudmunster
teruggeven.
Van
den
Bergh,
I,
n°.
158.
2
Dus
tusschen
1188
en
1150.
3
Het
regest
bij
Ter
Gouw
I,
27,
is
onjuist.
Er
is
hier
slechts
van
één
groep
novaliën
sprake.
4
De
beslissing
van
paus
Adriaan
IV
over
de
bezittingen
der
Utrechtsche
Kerk
is
voor
deze
zaak
van
geen
belang
(Van
den
Bergh,
I,
n°.
139).
In
het
oog
vallend
wordt
daarin
Biddelmerbroke
(de
Bijlemer)
niet
genoemd.
Een
waarschuwing
voor
Egbert
lag
dus
daarin
niet,
gesteld
al,
dat
hij
het
stuk
heeft
gekend.
51