Tekstweergave van GA-1910_JB008_00067
Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
Wij
willen
niet
meer
nadruk
leggen
op
den
toon,
waarop
iemand
schrijft,
dan
de
geheele
zaakwaard
is
;
er
wordt
tegenwoordig
nog
al
veel,
eigenlijk
wat
te
veel
aan
gehecht.
Maar
het
is
ongewenscht
den
toon
van
den
politieken,
socialen,
godsdienstigen
strijd
onzer
dagen
over
te
brengen
op
zuiver
wetenschappelijk
terrein.
De
hartstocht
brengt
dikwijls
tot
het
scherpe
woord
;
maar
welke
aan
menschen
dier
-
bare
gevoelens
kunnen
in
beweging
komen
bij
de
quaestie,
of
het
oude
Aemstelslot
te
Amsterdam
of
te
Ouwerkerk
heeft
gestaan
?
En
bepaald
onbehoorlijk,
want
ondankbaar
is
het
van
iemand,
die
over
de
geschie
-
denis
van
Amsterdam
schrijft,
wanneer
hij
zijn
scherpste
pijlen
richt
tegen
Jan
ter
Gouw.
Wij
willen
de
Geschiedenis
van
Amsterdam
niet
hooger
stellen
dan
zij
verdient.
Er
zijn
nog
wel
andere
bezwaren,
dan
die
den
heer
Vander
Loos
hinderen.
Dat
Ter
Gouw
geen
bewonderaar
der
Katholieke
Kerkwas,
is
even
zeker,
als
dat
hier
het
spreekwoord:
onbekend
maakt
onbemind,
of
liever
het
omgekeerde,
geldt.
Maar
niet
alleen
van
de
Katholieke
Kerk
had
Ter
Gouw
geen
zeer
heldere
voor
-
stelling
;
de
geheele
middeleeuwsche
maatschappij
stond
hem
niet
dan
vaag
en
schemerachtig
voor
den
geest.
Deze
defecten
vloeiden
voort
uiteen
andere
eigenschap
van
Ter
Gouw,
die
tegelijk
een
deugd
en
een
ondeugd
in
historischen
zin
natuurlijk
mag
worden
genoemd.
Hij
kende
Amsterdam
als
weinigen,
maar
hij
kende
ook
alleen
Amster
-
dam,
of
liever
hij
kende
niet
veel
meer
dan
zijn
vaderstad.
Hem
was
geen
moeite
te
veel
om
Amsterdam’s
middeleeuwsch
verleden
te
door
-
vorschen
en
te
onderzoeken
;
de
bronnen
van
dit
verleden
kende
hij
beter
dan
iemand
anders
;
er
zal
op
dit
gebied
stellig
niet
veel
zijn
geweest,
dat
Ter
Gouw’s
aandacht
is
ontsnapt
en
door
hem
niet
is
bestudeerd.
Brandende
liefde
voor
zijn
vaderstad
schonk
hem
de
kracht
en
de
volharding
alles
na
te
pluizen,
wat
zijn
dierbaar
Amsterdam
betrof.
Maar
minder
sterk
was
hij
inde
bewerking
zijner
bronnen,
in
wat
de
tweede
en
waarlijk
niet
de
minste
taak
van
den
geschiedschrijver
is,
de
beschrijving,
liefst
de
uitbeelding
van
het
verleden.
Daarin
schoot
Ter
Gouw
dikwijls
te
kort.
Dit
tekort
hangt
samen
met
zijn
geheele
opvatting
van
het
werk,
dat
hij
wilde
schrijven.
Amsterdamwas
zijn
geliefde,
maar
ook
dein
zijn
schatting
boven
alle
andere
merkwaardige
stad.
Van
den
aan
vang
af
is
alles,
wat
er
in
en
om
haar
geschiedt,
historisch
van
belang
niet
alleen,
maar
ook
bijna
uniek.
Als
Amsterdam
is
er
geen
tweede
stad,
vermoedelijk
niet
inde
wereld,
stellig
niet
in
Nederland.
Alles,
wat
hier
is
te
aanschouwen,
is
niet
alleen
specifiek
Amsterdamsch,
maar
ook
boven
alles
belangrijk.
Bij
deze
opvatting
is
het
begrijpelijk,
dat
Ter
Gouw
zich
weinig
ophield
met
het
trekken
van
parallellen,
dat
vergelijking
met
andere
steden
inden
regel
uit-
44