Tekstweergave van GA-1909_JB007_00097

Deze tekst is automatisch getranscribeerd en kan fouten bevatten.
HUIS KEIZERSGRACHT 728 De oudste eigenaar van dit huiswas zekere Laurens Charles, die het erf den 6den Januari 1668 van de Regeering kocht, er een huis bouwde en dit 4 Fe - bruari 1686 voor ƒ11,550 verkocht aan Christiaan Cruydenier. Lendenen waren toen Jan Soomer Nicolay aan de oostzij en de erven van Corn. de Vries aan de westzij l ). Volgens testament van 1684 en boe - delscheiding van 1702 kwam het huis, na den dood van Cruydenier, aan zijn drie dochters Sara Maria, Emerentia en Anna Hendrina, gehuwd met Ds. David v.d. Walle te Leiden. De beide eer - sten overleden voor haar moeder Sara Maria van Alphen, die haar aandeel in het huis erfde. In 1735 werd het door deze familie voor ƒlO,OOO in con - tanten en ƒ20.000 op hypotheek a 3 pCt. verkocht aan Jan Bosch. De lendenen waren toen Franc Harencar- spel aan de oostzij en Maria Paket aan de westzij. De weduwe van Bosch, Anne le Grand (onder haar vierendeelen vindt men den naam van Pieter Joh. Elzevier) gaf in 1762 volmacht aan Samuel Wieland om het huis te verkoopen. Hij vond voor ƒ20,500 een kooper in J. A. Brevingh, die reeds in 1766 overleed. Zijn erfgenamen waren: zijn moeder, Cornelia Mente van Baarssenburg, zijn stiefvader Joan van Schagen en zijn weduwe, Maria Surirey (dochter van J. Louis Surirey en Elisabeth Gravia). Zij verkochten het huis voor ƒ24,800 aan Melchior en Dorothea Anna Maria Weyhenmair. Deze kochten het alleen om de zekerheid te hebben niet van achteren betimmerd te worden en lieten het aan de weduwe Brevingh ter bewoning. Zij maakten in 1775 testament, waarbij het Luthersche Weeshuis universeel erfgenaam werd. Toen dan ook Melchior in 1789 en Dorothea in 1792 overleden was (Carel Roos Carelsz. was hun executeur) namen de Regenten het in bezit en verkochten het in 1798 voor ƒ11,600 aan de weduwe van !) Register der Decreten 43, fol. 97. Huis Keizersgracht 728, naar Casper Philips Jzn. 69